ECLI:NL:RBZWB:2023:7275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4153
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bijstandsverlening en huurprijsafstemming

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (ISD Brabantse Wal). De zaak betreft een geschil over de bijstandsverlening en de toepassing van de kostendelersnorm. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de ISD, waarop de rechtbank op 9 maart 2023 een tussenuitspraak deed. In deze tussenuitspraak werd vastgesteld dat de ISD niet adequaat had gereageerd op het beroep van eiser op artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet (PW). De ISD heeft in een latere brief van 13 april 2023 wel op dit beroep gereageerd, maar de rechtbank oordeelde dat eiser zijn stelling dat hij te weinig te besteden heeft niet voldoende had onderbouwd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de ISD bij de beoordeling van de huurprijs niet alleen naar de huurprijscheck moet kijken, maar ook naar de specifieke omstandigheden van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de ISD in haar besluit onvoldoende had afgewogen of de huurprijs marktconform was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de ISD op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Tevens werd de ISD veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.092,50 en het griffierecht van € 50,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: 22/4153 PW

uitspraak van 17 oktober 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (ISD Brabantse Wal; de ISD), verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft in het geding tussen partijen op 9 maart 2023 een tussenuitspraak gedaan
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de ISD op 13 april 2023 een reactie ingezonden. Bij brief van 2 augustus 2023 heeft eiser daarop commentaar geleverd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek op 25 september 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de ISD verzuimd heeft in het bestreden besluit in te gaan op het door eiser in bezwaar gedane beroep op artikel 18, eerste lid, van de PW. De ISD is in haar brief van 13 april 2023 alsnog ingegaan op eisers beroep op artikel 18, eerste lid, van de PW. De rechtbank stelt met de ISD vast dat eiser zijn stelling dat hij door toepassing van de kostendelersnorm te weinig te besteden heeft en dat die situatie niet op een andere wijze is op te lossen dan met afstemming van bijstand, niet heeft onderbouwd (met verifieerbare stukken). Voor het afstemmen van bijstand bestaat dan geen aanleiding. De ISD heeft het in rechtsoverweging 3.2. van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld.
3. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak verder overwogen dat indien de verschuldigde huurprijs onder de maximale huurprijs van de huurprijscheck ligt, niet uitgesloten kan worden dat toch sprake kan zijn van een commerciële huurprijs (zie een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3119). Naar het oordeel van de rechtbank moet bij de vraag of sprake is van een commerciële huurprijs, de ISD een afweging maken van alle daarbij van belang zijnde, specifieke omstandigheden. In ieder geval zal daarbij beoordeeld moeten worden of de huurprijs voor de betreffende woonruimte in het economisch verkeer gebruikelijk is en of die prijs in verhouding staat tot de geleverde diensten. In essentie komt het erop neer dat de huurprijs, gelet op de individuele situatie, marktconform moet zijn. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de ISD heeft verzuimd in het bestreden besluit een afweging als hiervoor bedoeld te maken.
De rechtbank stelt vast dat de ISD in haar brief van 13 april 2023 evenmin een afweging als hiervoor bedoeld heeft gemaakt. De ISD stelt zich op het standpunt dat de huurprijscheck bij uitstek het instrument is om vast te stellen wat een marktconforme prijs is voor een bepaald object.
De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak terzake heeft overwogen en beslist. Hetgeen door de ISD naar voren is gebracht in de brief van 13 april 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en de ISD zal worden opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De ISD zal alsnog met inschakeling van een beëdigd makelaar taxateur onderzoek moeten doen of sprake is van een marktconforme huurprijs ten tijde hier van belang.
4. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal de ISD veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na de tussenuitspraak en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 16 februari 2023 met een waarde per punt van € 837,-- en wegingsfactor 1).
Eiser heeft om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente verzocht. Nu de ISD een nieuw besluit op bezwaar zal moeten nemen, ligt het thans niet op de weg van de rechtbank om zich over mogelijke schade uit te spreken omdat nog niet vaststaat hoe het nieuwe besluit zal gaan luiden. De ISD zal bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar tevens aandacht moeten besteden aan de vraag in hoeverre er aanleiding is om schade te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de ISD op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt de ISD op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de ISD in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.092,50,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 17 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de tussenuitspraak en deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.