ECLI:NL:RBZWB:2023:7196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4499
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres met betrekking tot haar recht op individuele inkomenstoeslag op basis van de Participatiewet. Eiseres had een aanvraag ingediend die door het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers op 21 februari 2022 werd afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 8 september 2022, waarbij ook een dwangsom van € 276,- werd toegekend wegens overschrijding van de beslistermijn. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De zitting vond plaats op 29 augustus 2023, waar de gemachtigde van eiseres en een vertegenwoordiger van Baanbrekers aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedurende een deel van de referteperiode een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, wiens financiële gegevens noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar aanvraag. Eiseres heeft aangevoerd dat zij deze gegevens niet kan verstrekken vanwege persoonlijke omstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat Baanbrekers op goede gronden heeft geoordeeld dat het recht op individuele inkomenstoeslag niet kan worden vastgesteld, en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4499 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats 1] , eiseres,

[gemachtigde] ,
en
Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers)
,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres in het kader van haar recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet.
Met een besluit van 21 februari 2022 (primair besluit) heeft Baanbrekers de aanvraag van eiseres om individuele inkomenstoeslag afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
De adviescommissie bezwaarschriften (commissie) heeft met de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Baanbrekers op 2 september 2022 het bezwaar van eiseres besproken. Vervolgens heeft Baanbrekers met een besluit van 8 september 2022 (bestreden besluit) – in navolging van het advies van de commissie – het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is aan eiseres een dwangsom toegekend van € 276,- wegens overschrijding van de beslistermijn. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft daarom bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Baanbrekers heeft gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 29 augustus 2023. Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres en namens Baanbrekers
[naam 1] .

Overwegingen van de rechtbank

2.
Feiten waar de rechtbank van uitgaat
Eiseres ontving enkele jaren een bijstandsuitkering van Baanbrekers. Ter zitting is gebleken dat deze bijstandsuitkering per 1 januari 2023 is geëindigd, omdat eiseres vanaf dat moment voldoende inkomsten had.
Op 4 oktober 2021, heeft bewindvoerder en tevens gemachtigde van eiseres,
[gemachtigde] , namens eiseres voor haar individuele inkomenstoeslag aangevraagd bij Baanbrekers. Hierop is Baanbrekers een onderzoek gestart naar de vraag of eiseres hier recht op heeft. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de rapportage individuele inkomenstoeslag van 17 februari 2022 en hebben geleid tot het bestreden besluit en het beroep bij de rechtbank.
3.
Grondslag bestreden besluit
Baanbrekers heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de aanvraag om individuele inkomenstoeslag terecht is afgewezen, omdat de gevraagde, ontbrekende gegevens noodzakelijk waren om het recht te kunnen vaststellen. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden.
4.
Beroepsgronden
Eiseres heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat zij geen informatie kan verstrekken over het inkomen van oom [naam 2] , omdat zij hem niet kan traceren en zij gezien haar psychische problemen en schrijnende persoonlijke situatie geen contact met hem moet opnemen. Verder heeft eiseres aangevoerd dat niet ter discussie staat dat zij al vijf jaar van een bijstandsuitkering moet leven. Zij stelt dat Baanbrekers haar moet ondersteunen.
5.
Wet- en regelgeving
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de hier te beoordelen periode de referteperiode van
4 oktober 2016 tot en met 4 oktober 2021 isTussen partijen is in geschil of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de referteperiode aan de voorwaarden voor toekenning van een individuele inkomenstoeslag heeft voldaan.
6.2.
Individuele inkomenstoeslag is namelijk een vorm van bijstand. Iemand die bijstand aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en over zijn financiële situatie. Daarna moet de bijstandverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Indien een aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [1]
6.3.
In een eerdere beroepsprocedure is door deze rechtbank al vastgesteld dat sprake was van een gezamenlijke huishouding van eiseres en [naam 2] op het [adres] te [plaats 2] , in ieder geval vanaf 20 september 2017 [2] . Hiervan gaat de rechtbank in deze uitspraak dan ook uit. Nu eiseres gedurende een deel van de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding met [naam 2] voerde, was ook zijn inkomen van belang om de aanvraag om individuele inkomenstoeslag van eiseres te kunnen beoordelen. Baanbrekers heeft dan ook op goede gronden aan eiseres verzocht om financiële gegevens van [naam 2] te verstrekken.
6.4.
Voor zover eiseres met haar beroepsgronden heeft bedoeld aan te voeren dat zij in bewijsnood verkeert, omdat zij de financiële gegevens van [naam 2] niet kon en kan verstrekken – enerzijds omdat zij [naam 2] niet kan vinden en anderzijds door haar psychische klachten en schrijnende persoonlijke situatie – overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft haar stellingen hierover niet met bewijsstukken onderbouwd. Van belang is verder dat het in beginsel mogelijk om [naam 2] via de Basisregistratie Personen (BRP) te (laten) traceren. Eiseres zou voor het verkrijgen van de gegevens hulp van haar bewindvoerder of andere personen kunnen inroepen. Zij kan, al dan niet met die hulp, eventueel een deurwaarder benaderen de BRP te raadplegen. Daarna zou zij ook de ander het contact met [naam 2] kunnen laten leggen en de benodigde gegevens kunnen laten opvragen.
De rechtbank ziet gelet hierop geen reden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur het niet verstrekken van de gevraagde gegevens niet aan eiseres mocht blijven tegenwerpen. De beroepsgronden van eiseres slagen niet. Dit betekent dat Baanbrekers op goede gronden in het bestreden besluit heeft geoordeeld dat het recht op individuele inkomenstoeslag niet kan worden vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

7. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het beroepsgronden van eiseres niet slagen. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Participatiewet
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet:
De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36.
Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet:
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 36 van de Participatiewet:
1. Op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
2. Tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval gerekend:
a. de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
b. de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
3. Indien aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan zijn verzoek, een individuele inkomenstoeslag is verleend, wordt het verzoek afgewezen.
4. De artikelen 12, 43, 49 en 52 zijn niet van toepassing.
Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2022
Ter uitvoering van artikel 8 van de Participatiewet heeft Baanbrekers deze verordening vastgesteld.
Artikel 35: aanvullende begripsbepalingen
a. Peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;
b. Referteperiode: periode van vijf jaar (60 maanden) voorafgaand aan de peildatum;
Artikel 36: voorwaarden
1.Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de Individuele inkomenstoeslag de belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan de AOW- gerechtigde leeftijd, die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 105% van de voor hem geldende norm, zoals opgenomen in artikel 1 van deze verordening, gemiddeld per jaar en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
2.Niet voor de Individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.
3.Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.
4.Voor toepassing van het tweede en derde lid is de situatie op de peildatum bepalend.
Artikel 38: hardheidsclausule
Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1186.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 6 december 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6903.