ECLI:NL:RBZWB:2023:7181

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3441
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in jeugdhulpzaak wegens gebrek aan aanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 22 februari 2023 voor hulp vanuit de Jeugdwet. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat eiseres op 22 februari 2023 per e-mail een aanvraag heeft ingediend, maar het college stelt dat er geen aanvraag bekend is. Eiseres overlegt een afschrift van de e-mail, maar de rechtbank concludeert dat uit de inhoud van de e-mail niet blijkt dat eiseres een aanvraag voor jeugdhulp heeft ingediend. De rechtbank verwijst naar de verplichtingen van het bestuursorgaan om voldoende kennis te vergaren over de hulpvraag, maar concludeert dat er geen aanvraag is gedaan.

Omdat er geen sprake is van een aanvraag, zijn er geen wettelijke termijnen gaan lopen en is de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank gelast de griffier het betaalde griffierecht terug te storten en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 13 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3441

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 22 februari 2023 voor hulp vanuit de Jeugdwet voor [naam] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of het college in gebreke is om tijdig een besluit te nemen op de aanvraag, dient de rechtbank eerst antwoord te geven op de vraag of er sprake is van een aanvraag.
3.1.
Eiseres stelt dat zij op 22 februari 2023 per e-mail een aanvraag in het kader van de Jeugdwet heeft ingediend. Het college stelt zich op het standpunt dat er geen aanvraag van eiseres bekend is waarop dit beroep ziet.
3.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat, alhoewel het college in haar verweerschrift van 27 juli 2023 aangeeft niet bekend te zijn met een aanvraag, eiseres bij haar beroepschrift een afschrift van een e-mail van 22 februari 2023 heeft overgelegd, waarvan eiseres meent dat die e-mail de aanvraag is.
3.3.
Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag voor jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat de e-mail van 22 februari 2023 als onderwerp heeft
“Gezamenlijke afspraak”. Hieruit en ook uit de inhoud van de e-mail blijkt niet dat eiseres zich met een vraag voor jeugdhulp tot het college heeft gewend. Eiseres verzoekt enkel om een gezamenlijke afspraak, waarna het college bij e-mail van 23 februari 2023 een tweetal datums als optie heeft doorgegeven. Uit deze e-mail blijkt niet dat eiseres een aanvraag in het kader van de Jeugdwet heeft willen indienen. De rechtbank is ook verder geen stukken bekend waaruit blijkt dat eiseres zich op 22 februari 2023 met een vraag voor jeugdhulp bij het college heeft gemeld.
3.5.
Eiseres kan zich ook niet met succes beroepen op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 6 juli 2022. [2] Anders dan hier het geval, was er in die zaak een concreet verzoek om jeugdhulp bij het college ingediend. De rechtsvraag daar spitste zich toe op de vraag of het eerste verzoek aangemerkt diende te worden als een melding of aanvraag.
4. Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is er geen sprake van een aanvraag, zodat er geen wettelijke termijnen zijn gaan lopen. Er is dan ook geen sprake van een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op een verzoek als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, waartegen beroep kan worden ingesteld.
4.1.
De rechtbank is daarom kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen.
5. Omdat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het ingestelde beroep, zal het door eiseres betaalde griffierecht worden teruggestort. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- gelast de griffier het betaalde griffierecht terug te storten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 13 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.