ECLI:NL:RBZWB:2023:7174

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9645 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor recreatieve verhuur

Op 16 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg tegen een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere opgelegde last onder dwangsom. Deze last was opgelegd vanwege het recreatief verhuren van een pand in strijd met het bestemmingsplan. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om het dwangsombesluit te schorsen totdat er op haar bezwaren was beslist. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 heeft verzoekster haar spoedeisend belang toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij de feitelijke verhuur van haar pand niet kon staken. Het college had echter gesteld dat er feitelijke verhuur moest zijn om als concurrent van andere verhuurders te worden aangemerkt, en had verzoekster niet als belanghebbende in andere handhavingsverzoeken erkend.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, omdat het dwangsombesluit niet onomkeerbare gevolgen voor verzoekster had. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij de schorsing van het dwangsombesluit, en dat er geen evident onrechtmatig besluit was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9645 WET

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, het college

(gemachtigden: [namen gemachtigden]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de haar opgelegde last onder dwangsom.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 augustus 2023 heeft het college aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege het recreatief verhuren van het pand [adres pand] te [plaats pand] in strijd met het bestemmingsplan “[naam bestemmingsplan]”. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en namens het college de gemachtigden [namen gemachtigden].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Is er sprake van onverwijlde spoed?
2. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd het dwangsombesluit te schorsen tot het moment dat er door het college op haar bezwaren tegen het dwangsombesluit is beslist. In de toelichting op haar spoedeisend belang in deze procedure, heeft verzoekster aangegeven de feitelijke recreatieve verhuur van haar pand niet te kunnen staken. Het college heeft zich namelijk op het standpunt gesteld dat in ieder geval sprake dient te zijn van feitelijke verhuur wil zij als concurrent van andere (illegale) verhuurders kunnen worden aangemerkt. Zij heeft een groot aantal handhavingsverzoeken ingediend die zien op recreatieve verhuur van panden binnen de gemeente Veere. Het college ziet die verzoeken niet als aanvragen om handhavend op te treden vanwege het ontbreken van een belang voor verzoekster. [1] Aanvullend heeft verzoekster gewezen op de financiële gevolgen die het verbeuren van dwangsommen met zich mee brengt.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Van onverwijlde spoed is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een besluit op het bezwaar niet kan worden afgewacht.
3.1.
Uit hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, blijkt niet dat het voorliggende dwangsombesluit voor haar onomkeerbare gevolgen heeft. Het is de voorzieningenrechter duidelijk dat verzoekster – vanwege de gronden die het college hanteert voor het niet inhoudelijk beslissen op haar handhavingsverzoeken tegen andere verhuurders van vakantiewoningen – meent dat zij in een catch-22 situatie komt. De juistheid van die beslissingen ligt echter in andere (beroeps-)procedures voor en de rechtbank zal die, ook zonder dat in deze zaak een voorlopig oordeel wordt gegeven over de juistheid van de betwiste beslissing, zelfstandig moeten beoordelen. Het verband dat verzoeker legt, maakt daarom niet dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij schorsing van dit besluit, dan wel bij een te treffen voorlopige voorziening.
3.2.
Dan rest een door verzoekster aangevoerd financieel belang. Een financieel belang vormt op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. [2] Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoekster zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. Tijdens de bespreking ter zitting is door verzoekster niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat een financiële noodsituatie zal ontstaan.
4. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de schorsing van het dwangsombesluit tot op haar bezwaren tegen dit besluit is beslist. Ook van een evident onrechtmatig besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Aan een verdere beoordeling van de zaak komt de voorzieningenrechter dan ook niet meer toe.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 16 oktober 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Een deel van deze zaken ligt in andere procedures aan de rechtbank voor.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:2885.