ECLI:NL:RBZWB:2023:7170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
21/5353
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een compromis tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar inzake WOZ-waarde en kostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 oktober 2023, wordt het compromis tussen de belanghebbende en de heffingsambtenaar bekrachtigd. De zaak betreft een waarde-beschikking voor de woning van de belanghebbende, vastgesteld op € 441.000 per 1 januari 2020, en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerendezaakbelastingen. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de procedure werd een compromis bereikt over de waarde van de woning, die nu op € 430.000 wordt vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden, maar wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de afhandeling van het bezwaar en beroep niet is overschreden, waardoor er geen aanleiding is voor schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Moerdijk), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak bekrachtigt de rechtbank het compromis tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar betreffende de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 november 2021. Daarnaast beslist de rechtbank op het nevenverzoek van belanghebbende.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 26 februari 2021 aan belanghebbende een waarde-beschikking voor het jaar 2021 toegezonden (hierna: de beschikking). De beschikking is vastgesteld op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ). Tegelijk is (onder meer) ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd (hierna: de aanslag OZB). De beschikking en de aanslag OZB hebben betrekking op de woning van belanghebbende op het [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Tegelijk met de aanslag OZB is ook de aanslag watersysteemheffing eigenaren bekend gemaakt.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning vastgesteld per de datum van 1 januari 2020 (hierna: de waardepeildatum). De waarde is vastgesteld op € 441.000.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de waarde van de woning en de aanslag OZB gehandhaafd. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld.
1.5.
Op 12 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar de rechtbank bericht dat hij belanghebbende een compromisvoorstel had gedaan. Uit het tot het procesdossier behorende e-mailbericht van de gemachtigde van eveneens 12 juli 2022 leidt de rechtbank af dat partijen een compromis hebben gesloten over de waarde van de woning.
1.6.
De gemachtigde heeft de rechtbank op 14 juni 2023 via de digitale weg verzocht om verdaging van de behandeling van de zaak op de zitting van 20 juli 2023. De rechtbank heeft de gemachtigde bij brief van 21 juni 2023 bericht dat de door hem genoemde redenen naar de huidige stand van zaken onvoldoende aanleiding zijn om de zitting te verdagen en heeft hem verzocht zijn verdagingsverzoek nader te motiveren.
1.7.
De gemachtigde heeft op 28 juni 2023 via de digitale weg zijn verdagingsverzoek nader gemotiveerd.
1.8.
De rechtbank heeft de gemachtigde bij brief van 29 juni 2023 bericht dat hetgeen door hem is aangevoerd onvoldoende grond is om tot een beslissing tot verdaging van de zitting te komen. Wel houdt de rechtbank rekening met de verplichtingen van de gemachtigde op de ochtend van de zittingsdag en verplaatst de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak op 20 juli 2023 naar de middag.
1.9.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, de gemachtigde, en namens de heffingsambtenaar, [naam].

Beoordeling door de rechtbank

2.
2.1.
De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot vergoeding van de kosten van bezwaar niet voor toewijzing in aanmerking komt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3.
3.1.
Tussen partijen heeft in aanloop naar de zitting bij de rechtbank correspondentie plaatsgevonden omtrent een compromis. De heffingsambtenaar heeft een compromisvoorstel gedaan per e-mail, met datum en tijd 12 juli 2022, 8:53 uur.
3.2.
De heffingsambtenaar heeft zijn voorstel gerectificeerd per e-mail, met datum en tijd 12 juli 2022, 9:17 uur.
3.3.
De huidige gemachtigde van belanghebbende heeft daarna gereageerd en kenbaar gemaakt in te stemmen met:
  • de voorgestelde waarde van de onroerende zaak;
  • de vergoeding van griffierecht;
  • de vergoeding van de proceskosten in beroep (op dat moment 1 punt voor het beroepschrift);
  • de vergoeding van de kosten van bezwaar (op dat moment 2 punten voor het bezwaarschrift en het hoorgesprek).
3.4.
Het compromis is tot stand gekomen, met uitzondering van de vergoeding van de kosten voor de bezwaarprocedure.
3.5.
Belanghebbende heeft zich in de bezwaarfase laten bijstaan door een andere gemachtigde dan de gemachtigde in beroep.

Motivering

Compromis
4. Partijen hebben op 12 juli 2022 bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 nader moet worden vastgesteld op € 430.000 en dat de aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig dienen te worden verminderd. Een beroep tegen de beschikking WOZ is tegelijk ook een beroep tegen de aanslag OZB (artikel 24, negende lid, van de Wet WOZ). Deze bepaling strekt zich niet uit tot de aanslag watersysteemheffing eigenaren. Omdat belanghebbende tegen de aanslag watersysteemheffing eigenaren geen gronden heeft aangevoerd, kan de rechtbank het tussen partijen gesloten compromis in zoverre niet in deze uitspraak bekrachtigen. De rechtbank verstaat de toezegging van de heffingsambtenaar echter zo, dat deze de aanslag watersysteemheffing ambtshalve zal verminderen, overeenkomstig de vermindering van de waardebeschikking. Verder zijn partijen het erover eens dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende zal vergoeden en de proceskosten van belanghebbende voor de beroepsfase op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift.
Heeft belanghebbende recht op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase?
5.1.
Naar de rechtbank begrijpt, stelt belanghebbende zich primair op het standpunt dat een vaststellingsovereenkomst is gesloten met als inhoud het compromisvoorstel van de heffingsambtenaar van 12 juli 2022, 8:53 uur. En stelt belanghebbende zich subsidiair op het standpunt dat het gerectificeerde voorstel gevolgd moet worden. De rechtbank vindt steun voor die interpretatie uit de verklaring van de gemachtigde ter zitting dat de waarde geen bespreekpunt meer is. Het scenario dat als gevolg van een meningsverschil over de proceskostenvergoeding het compromis op alle onderdelen is komen te vervallen, is niet aan de orde.
5.2.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. [1] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar het oorspronkelijke compromisvoorstel tijdig en voldoende kenbaar ingetrokken en vervangen door een nieuw voorstel (ofwel een rectificatie). Dit alles heeft plaatsgevonden voordat belanghebbende en/of de gemachtigde met het oorspronkelijke voorstel hebben ingestemd. Zolang een partij niet met een voorstel heeft ingestemd, kan dat voorstel worden herzien, omdat nog geen wilsovereenstemming heeft plaatsgevonden. [2]
5.3.
Belanghebbende heeft, bij monde van zijn gemachtigde, kenbaar gemaakt te willen instemmen met het oorspronkelijke voorstel. Dat is echter niet mogelijk, omdat dat voorstel niet meer bestaat. Waar belanghebbende mee heeft kunnen instemmen, en wat hij blijkens de stukken en de verklaring ter zitting ook heeft gedaan, is het gerectificeerde voorstel. Geen rechtsregel, althans niet voldoende aannemelijk is gemaakt van het bestaan van zulks, bindt de heffingsambtenaar aan de uitingen over de proceskostenvergoeding uit het oorspronkelijke voorstel. Het primaire betoog van belanghebbende slaagt niet.
5.4.
Het subsidiaire betoog slaagt wel, zodat de rechtbank geen belemmering ziet om het compromis uit het gerectificeerde voorstel te bekrachtigen. De bekrachtiging van dat compromis omvat dan ook de afspraken over de gemaakte proceskosten tot aan het moment van het doen van het gerectificeerde voorstel.
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade?
6.
6.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde verzocht om toekenning van een immateriële schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Hij heeft in dit verband expliciet verklaard af te zien van een immaterieleschadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat over de hoofdzaak (de waardebeschikking) op 12 juli 2022 overeenstemming is bereikt. Daarmee is ook de redelijke termijn voor afhandeling van het bezwaar en beroep geëindigd. Deze loopt niet door als nog over nevenverzoeken, zoals proceskosten, wordt geprocedeerd. [3]
6.3.
De redelijke termijn is aangevangen op 25 maart 2021 en geëindigd op 12 juli 2022. Daarmee heeft de inhoudelijke procedure minder dan 24 maanden geduurd en is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Voor vergoeding van enige schade bestaat dan geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

7.
7.1.
Het beroep is gegrond. De waarde moet worden verminderd overeenkomstig het gerectificeerde compromisvoorstel.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten in beroep. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- gelet op het compromis (toekenning van 1 punt voor het beroepschrift) en gelet op het feit dat een zitting heeft plaatsgevonden welke in het compromisvoorstel nog niet kon worden voorzien (ook 1 punt). De waarde per punt is thans € 837,- en de wegingsfactor stelt de rechtbank op 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning tot een bedrag van € 430.000 en vermindert de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49,- aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan belanghebbende;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 12 oktober 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6:217, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 6:219, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.