AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en verzuimboete in het kader van de handelaarsregeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 september 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende drie naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd, elk ter hoogte van € 432, over de tijdvakken van 28 december 2020 tot en met 29 december 2021. Daarnaast was er een verzuimboete van € 432 opgelegd bij de eerste naheffingsaanslag. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld op 18 augustus 2023, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden van de handelaarsregeling, die vereist dat motorrijtuigen voorzien zijn van handelaarskentekenplaten bij gebruik op de openbare weg. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar vermindert deze tot 50% van het nageheven bedrag, in overeenstemming met het standpunt van de inspecteur. De rechtbank stelt vast dat de verzuimboete moet worden verminderd tot € 216, en dat de beroepen in de zaken BRE 22/3264 en BRE 22/3265 ongegrond zijn. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden, evenals de proceskosten van € 31,20.
Voetnoten
1.Artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB), in samenhang met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 en artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2.Artikel 62 van de Wet MRB.
3.Artikel 67 van de Wet MRB.
4.Artikel 44 van het Kentekenreglement.
5.Artikel 69, eerste lid, van de Wet MRB.
6.Artikel 69, tweede lid, van de Wet MRB.
8.Kamerstukken II 1990/91, 22 238, nr. 3, blz. 44 en Kamerstukken II 1990/91, 22 238, nr. 5, blz. 46.
9.Artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk.
10.Artikel 70 van de Wet MRB in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
11.Paragraaf 34 van het BBBB.
12.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.