ECLI:NL:RBZWB:2023:7148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
BRE 23/9342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake tijdige beslissing op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft een verzoek tot herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ingediend op 21 januari 2021. De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 1 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt verweerder een termijn op van zeven weken na verzending van de uitspraak om een vooraankondiging aan eiseres te verzenden. Dit is in lijn met artikel 8:55d van de Awb, dat bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de vooraankondiging een besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is vanwege het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld.

Daarnaast wordt er een dwangsom opgelegd aan verweerder van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijnen worden overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9342

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek (aanvraag) van 21 januari 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 21 januari 2021. Niet in geschil is dat de beslistermijn is overschreden. [2] Eiseres heeft verweerder op 1 augustus 2023 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op 2 augustus 2023 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
In het verweerschrift van 6 september 2023 verwijst verweerder naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 [3] . Verder heeft verweerder toegelicht welke processtappen genomen moeten worden. Verweerder geeft aan dat hij voor het nemen van die processtappen twintig weken nodig heeft.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het grote aantal door verweerder te behandelen aanvragen. Onder verwijzing naar en in aansluiting op de motivering in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 [4] acht de rechtbank in dit geval een termijn van zeven weken na verzending van deze uitspraak een redelijke termijn voor het doen van de vooraankondiging. [5] Tegen de vooraankondiging kan eiseres een zienswijze indienen. Na ontvangst van deze zienswijze of nadat de termijn van zes weken voor het indienen van de zienswijze ongebruikt is verstreken, heeft verweerder nog twee weken om een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom moet betalen vanaf het moment dat de eerste termijn voor het nemen van een vooraankondiging wordt overschreden. Deze termijn loopt door tot op het moment dat de vooraankondiging is verzonden. Als verweerder vervolgens de tweede termijn voor het nemen van een besluit overschrijdt, loopt de dwangsom (verder) tot op het moment dat het besluit bekend is gemaakt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 4.3. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen zeven weken na de dag van verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiseres te verzenden;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze of nadat de termijn van zes weken voor het indienen van de zienswijze ongebruikt is verstreken een besluit op de aanvraag aan eiseres bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij (een van) de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 13 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Artikel 6.2, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen, voorheen artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
5.Artikel 6.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen.