ECLI:NL:RBZWB:2023:7030

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
21/293 t/m 21/346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag en belastingrente door de rechtbank met betrekking tot een compromis tussen belanghebbende en de inspecteur

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had eerder een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 34.407, en daarnaast € 2.097 aan belastingrente in rekening gebracht. Na het indienen van bezwaar, heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot € 32.573. De rechtbank heeft de zaak op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.

Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de naheffingsaanslag verder werd verminderd tot € 22.500, en de belastingrente dienovereenkomstig werd aangepast. Tevens is er overeenstemming bereikt over de proceskostenvergoeding voor belanghebbende, die in totaal € 2.955 bedraagt. Belanghebbende heeft ook aanspraak gemaakt op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met 18 maanden is overschreden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.500, waarvan € 167 voor rekening van de inspecteur en € 1.333 voor de Minister van Justitie en Veiligheid.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd, en de inspecteur en de Minister veroordeeld tot het betalen van immateriële schadevergoeding en proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/293 tot en met 21/346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigden: mr. H. van Dam en mr. R. Lammers),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 december 2020.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 34.407 (de naheffingsaanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 2.097 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd met € 1.834 tot € 32.573.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Het compromis houdt in dat de naheffingsaanslag wordt verminderd tot € 22.500, waarbij de belastingrente dienovereenkomstig wordt verminderd. Tevens hebben partijen overeenstemming bereikt over de vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, inhoudende het volgende: 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift van € 296 per punt, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het deelnemen aan de zitting van de rechtbank van € 837 per punt, met een wegingsfactor van 1,5, in totaal derhalve € 2.955. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
3. Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn. De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt in beginsel twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift.
3.1.
Het bezwaarschrift is ontvangen op 14 april 2020. De uitspraak op bezwaar is gedaan op 9 december 2020. De rechtbank doet uitspraak op 10 oktober 2023. De redelijke termijn is overschreden met 18 maanden. Belanghebbende heeft daarom recht op een schadevergoeding van € 1.500 voor alle zaken. Hiervan komt 2/18de deel voor de rekening van de inspecteur, zijnde (afgerond) € 167 en de rest, zijnde € 1.333 voor de rekening van de Minister. De rechtbank merkt de Minister in zoverre aan als derde partij in het geding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 22.500 en vermindert de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 167;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.333;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van een proceskostenvergoeding aan belanghebbende van € 2.955; een reeds betaald bedrag aan kostenvergoeding voor de bezwaarfase kan hierop in mindering worden gebracht;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.