Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende gevestigd in de Verenigde Staten en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 november 2011, die betrekking had op een naheffingsaanslag dividendbelasting en een beschikking belastingrente. Tijdens de zitting op 26 januari 2023 was de belanghebbende niet vertegenwoordigd, terwijl de inspecteur wel aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak zou worden gedaan. Echter, de rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen omdat de inspecteur beschikte over een vragenbrief die hij had gestuurd aan de custodian, maar deze niet als op de zaak betrekking hebbend beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de brief wel degelijk relevant was en heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om deze alsnog over te leggen. De inspecteur heeft twee weken de tijd gekregen om aan deze verplichting te voldoen, waarna de belanghebbende de kans krijgt om te reageren op de inhoud van de brief of de gevolgen van het niet overleggen ervan. De rechtbank heeft verder besloten om alle andere beslissingen aan te houden tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de proceskosten en het griffierecht.