ECLI:NL:RBZWB:2023:6979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-005064
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2023 een beslissing genomen op een klaagschrift dat was ingediend door klager, die de teruggave van in beslag genomen geldbedragen vorderde. Het klaagschrift was ingediend op 22 februari 2023 en betrof een geldbedrag van in totaal €5.120,- dat op 17 januari 2023 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een derde partij, [belanghebbende]. Klager stelde dat hij de rechtmatige eigenaar was van het geld en dat hij geen wetenschap had van het criminele gebruik van zijn auto door [belanghebbende]. Tijdens de behandeling in raadkamer op 7 juni 2023 zijn zowel klager als zijn advocaat, mr. W.H. Hulst, gehoord, evenals de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was, maar dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen teruggave van het geld. De rechtbank stelde vast dat er een vermoeden van witwassen bestond, onder andere door de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen, en dat klager niet had kunnen aantonen dat het geld daadwerkelijk van hem was. De rechtbank verwees naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeerde dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vereiste. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door rechter mr. R.J.H. de Brouwer en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 23-005064
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. W.H. Hulst, advocaat te Almere, op het adres Sketchhouse, Randstad 22, 9, 1316 BN
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 17 januari 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen de heer [belanghebbende] in beslag zijn genomen: een geldbedrag van 4.890,- euro en een geldbedrag van 230,- euro;
  • het klaagschrift, ingediend op 22 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 juni 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. W.H. Hulst als raadsvrouw van klager en [belanghebbende] als belanghebbende dan wel beslagene.
De rechter vermaant klager en beslagene goed op te letten en deelt mee dat zij niet tot antwoorden verplicht zijn.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar is van de geldbedragen en geen wetenschap had van het criminele gebruik van zijn auto door de heer [belanghebbende]. Klager voert aan dat hij dit geld heeft verdiend met zijn baan en contant heeft opgenomen teneinde een nieuw interieur aan te schaffen. Klager heeft ter onderbouwing bankafschriften bijgevoegd. Klager stelt zich op het standpunt dat het niet aan hem is om aannemelijk te maken dat de geldbedragen niet van een misdrijf afkomstig zijn. Handhaving van het beslag is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde en niet noodzakelijk voor het aan de dag brengen van de waarheid. Daarnaast voert klager aan dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, over zal gaan tot onttrekking aan het verkeer dan wel verbeurdverklaring van onderhavige gelden.
In raadkamer heeft de raadsvrouw gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt.
In raadkamer heeft beslagene verklaard dat hij niet wist dat de geldbedragen aanwezig waren in het voertuig waarin hij ten tijde van de inbeslagname reed.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. In raadkamer heeft de officier van justitie daaraan toegevoegd dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in beslag genomen geldbedragen aan hem toebehoren. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave.
Van het in beslag genomen geld lag € 4.890,00 in een doorzichtig plastic tas onder de bestuurdersstoel en € 230,00 in het middenconsole van de auto van klager. In raadkamer heeft niet ter discussie gestaan dat de omstandigheden waaronder en de wijze waarop het geld in de auto was opgeborgen het vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Dat wordt onder andere nog eens versterkt doordat in een plastic tas onder de bijrijdersstoel 100 gram hennep is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat klager slechts aanspraak zou kunnen maken op teruggave van het geld indien voldoende aannemelijk is dat hij rechthebbende is en er geen vermoeden van witwassen resteert. Dat is beiden niet het geval. Klager stelt dat het geld afkomstig is van opnamen van contant geld waarvoor hij rekeningafschriften heeft ingebracht. Die lopen echter maar tot juni 2022, terwijl het hier om geld gaat dat ruim een half jaar later in beslag is genomen. Klager heeft in raadkamer niet kunnen aantonen dat het in beslag genomen geld het veel eerder door hem opgenomen contact geld is. Mede daardoor heeft hij ook het vermoeden van witwassen niet weg kunnen nemen. Het belang van strafvordering verzet zich dan ook tegen teruggave en de rechtbank zal het klaagschrift ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 juni 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).