ECLI:NL:RBZWB:2023:6904

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
22/4494
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en waardevermindering door schade

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 oktober 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 15.876, welke later werd verminderd tot € 13.580 na gegrondverklaring van het bezwaar door de inspecteur. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 10 augustus 2023, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had op zijn aangifte van 17 december 2021 een bedrag van € 311 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Mercedes-Benz GLE-klasse. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem gestelde schade van € 42.029, zoals vermeld in het taxatierapport. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor de waardevermindering door schade bij belanghebbende ligt en dat normale gebruiksschade niet in mindering kan worden gebracht op de handelsinkoopwaarde.

Daarnaast stelt belanghebbende dat het ontbreken van een oordeel van de RDW over de kilometerstand reden is voor een waardevermindering van € 3.550. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende ook hier niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een waardedrukkend effect door het ontbreken van dit oordeel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4494

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. Lammers),
en

De inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 augustus 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 15.876.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot € 13.580.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en [naam] en namens de inspecteur: [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft op zijn aangifte van 17 december 2021 een bedrag van € 311 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig Mercedes-Benz GLE-klasse met VIN [nummer]. De datum eerste toelating van auto is 21 februari 2019.
4.1.
Bij de aangifte is voor de auto een taxatierapport gevoegd. In dit rapport heeft de taxateur een bedrag aan schade berekend van € 42.029, een correctie bijgeteld van € 300 voor de toepassing van een Xray matrix en een correctie in verband met geen oordeel van de kilometerstand van € 3.550 toegepast. In totaal is er een bedrag van € 45.279 in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde van € 46.177.
4.2.
Belanghebbende is opgeroepen voor een hertaxatie door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in het taxatierapport van 11 januari 2022. Belanghebbende is niet verschenen voor de hertaxatie en er is geen waardevermindering als gevolg van schade toegekend.
4.3.
De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm voor de auto moet worden vastgesteld op € 16.187. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
4.4.
Belanghebbende is tegen de naheffingsaanslag in bezwaar gegaan. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag verminderd en de schade op basis van door belanghebbende overgelegde facturen gesteld op € 6.468.

Motivering

Waardevermindering wegens schade
5. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat er geen rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handsinkoopwaarde aannemelijk te maken. De normale gebruiksschade kan niet in mindering gebracht worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet Bpm dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
5.1.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met een bedrag aan schade zoals opgenomen in het taxatierapport van zijn taxateur van € 42.029. De inspecteur heeft op basis van de overgelegde facturen een bedrag van € 6.468 aan schade in mindering gebracht.
5.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om meer schade in aftrek toe te staan. De taxateur van belanghebbende heeft de inspectie gedaan op 9 december 2021 volgens het taxatierapport. Ten minste één overgelegde factuur heeft de datum 14 december 2021. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat er tussen de datum van de inspectie van de taxateur en de datum van de tenaamstelling bij de RDW van 4 januari 2022 sprake is geweest van herstelwerkzaamheden. Het taxatierapport van belanghebbende kan dan ook niet dienen als overtuigend bewijs voor eventuele schade. Belanghebbende heeft de waardevermindering wegens schade niet aannemelijk gemaakt. Belanghebbendes beroepsgrond dat de waardevermindering vastgesteld moet worden op een hoger percentage dan 72% van de begrote herstelkosten behoeft dan ook geen behandeling.
5.3.
Belanghebbende stelt dat er een waardevermindering van € 85 moet worden toegepast vanwege het ontbreken van een Nederlandstalig onderhoudsboekenpakket. Naar het oordeel van de rechtbank kan het ontbreken van een Nederlandstalig onderhoudsboekenpakket niet als schade worden aangemerkt. Onweersproken is dat dit al verwerkt is in de waarde van de koerslijst en dat deze onderhoudsboeken gratis te downloaden zijn op internet. Belanghebbende heeft de waardeverminderingen dan ook niet aannemelijk gemaakt.
Ontbreken oordeel RDW over kilometerstand
6. Belanghebbende stelt dat de omstandigheid dat de RDW geen oordeel heeft gegeven over de juistheid van de kilometerstand reden is om de waarde van de auto te verminderen met een bedrag van € 3.550.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand in beginsel een waardedrukkende factor zijn, te meer omdat dit in bepaalde situaties zou kunnen duiden op tellerfraude en dit oordeel een omstandigheid is die, ook bij latere overdrachten, aan de auto blijft kleven. De last om aannemelijk te maken dat ook in het onderhavige geval sprake is van een dergelijk waardedrukkend effect, rust, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de inspecteur, op belanghebbende. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onregelmatigheden met betrekking tot de kilometerstand of dat overigens sprake is van een waardevermindering door het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand dat niet reeds in de koerslijst is verdisconteerd. De rechtbank merkt daarbij op dat belanghebbende heeft volstaan met algemene stellingen en zich daarbij niet toegespitst op de concrete situatie van de onderhavige auto. In het taxatierapport wordt door de taxateur ook geen melding gemaakt van een mogelijk onjuiste kilometerstand of anderszins twijfel geuit over de betrouwbaarheid daarvan. Belanghebbende heeft dan ook ten onrechte een correctie van € 3.550 toegepast.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 5 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).