In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 20 juli 2023, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om deze op te heffen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen samenwerking tot stand is gekomen tussen de ouders en de GI, wat heeft geleid tot een gebrek aan contactherstel tussen de minderjarigen en hun vader. De moeder heeft aangegeven dat het goed gaat met de kinderen, maar dat contactherstel met de vader niet mogelijk lijkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de GI ondersteund, gezien de omstandigheden en het gebrek aan vooruitgang in de samenwerking. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor de ondertoezichtstelling niet meer worden voldaan en heeft het verzoek van de GI toegewezen. De ondertoezichtstelling wordt opgeheven met ingang van 17 januari 2023, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.