ECLI:NL:RBZWB:2023:69

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
C/02/404474 / JE RK 22-2204
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing ondertoezichtstelling minderjarigen na gebrek aan samenwerking tussen ouders en gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 20 juli 2023, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om deze op te heffen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen samenwerking tot stand is gekomen tussen de ouders en de GI, wat heeft geleid tot een gebrek aan contactherstel tussen de minderjarigen en hun vader. De moeder heeft aangegeven dat het goed gaat met de kinderen, maar dat contactherstel met de vader niet mogelijk lijkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de GI ondersteund, gezien de omstandigheden en het gebrek aan vooruitgang in de samenwerking. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor de ondertoezichtstelling niet meer worden voldaan en heeft het verzoek van de GI toegewezen. De ondertoezichtstelling wordt opgeheven met ingang van 17 januari 2023, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404474 / JE RK 22-2204
Datum uitspraak: 3 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van GI van 15 december 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het e-mailbericht van de vader van 29 december 2022.
Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de GI (telefonisch);
- een vertegenwoordiger van de Raad.
De vader heeft schriftelijk laten weten dat hij tijdens de mondelinge behandeling niet aanwezig kan zijn en dat hij ook niets toe te lichten heeft op het verzoek.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 5 juli 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 20 juli 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt op grond van artikel 1:261 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de aan haar opgedragen ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te heffen. De GI verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de belanghebbenden

In het verzoekschrift is door de GI - kort samengevat - aangegeven dat de samenwerking met de ouders wisselend of afwezig is. De verantwoordelijkheid voor zaken wordt door hen bij de GI gelegd. Het is niet mogelijk gebleken om afspraken te maken. De zorgaanbieder Expertise in Ervaren kan geen contact krijgen met de vader. De hulpverlening wordt daarom afgesloten. Tijdens de mondelinge behandeling wordt het verzoek nader toegelicht. Er is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hulpverlening ingezet en de doelen zijn daarin behaald. De pogingen om het contact tussen hen en de vader te herstellen zijn helaas niet gelukt. Er is onvoldoende medewerking van de vader. Met de moeder is ook weinig contact. De GI kan niet veel meer doen in deze zaak. Het hoogst haalbare is bereikt. Er is ongeveer twee weken nodig om af te ronden en over te dragen naar het vrijwillig kader.
Door de moeder wordt aangegeven dat het met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] goed gaat. De coaching heeft [minderjarige 2] goed gedaan. Hoewel het de bedoeling was dat er contactherstel zou komen met de vader blijft dat uit. De moeder ziet daartoe ook geen mogelijkheden meer. Tussen de ouders is er ook geen contact. De moeder staat achter het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling op te heffen.
De Raad vindt het treurig dat de doelen voor wat betreft het gezamenlijk vorm geven van het ouderschap en het contact tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en hun vader niet zijn behaald. Tegelijkertijd lijkt het maximaal haalbare te zijn bereikt. De Raad kan zich het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling op te heffen dan ook voorstellen.
De vader heeft schriftelijk laten weten dat hij geen bezwaar heeft tegen opheffing van de ondertoezichtstelling.

De beoordeling

De kinderrechter kan een ondertoezichtstelling opheffen als niet meer wordt voldaan aan de wettelijke criteria (artikel 1:255 lid 1 BW). Zij kan dit doen op verzoek van de GI die het toezicht heeft (artikel 1:261 lid 2 BW).
Van een dergelijke situatie kan sprake zijn als er feitelijk geen verdere resultaten meer zijn te verwachten. Uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat hiervan sprake is. Er is geen samenwerking tussen de ouders en de GI tot stand gekomen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hulpverlening gehad en de beoogde doelen zijn bereikt. Het is betreurenswaardig dat het niet gelukt is om tot contactherstel te komen tussen hen en de vader. Het hoogst haalbare lijkt echter bereikt. Op basis hiervan concludeert de kinderrechter dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. Het verzoek van de GI zal dan ook worden toegewezen. Om de GI de gelegenheid te geven om het goed af te ronden zal de ondertoezichtstelling worden opgeheven ingaande 17 januari 2023.

De beslissing

De kinderrechter:
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op met ingang van 17 januari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door mr. De Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 6 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.