ECLI:NL:RBZWB:2023:6898

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen bestreden besluit

Op 5 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Verzoeker had een verzoek ingediend om het college te veroordelen in de proceskosten, naar aanleiding van de intrekking van zijn beroep tegen een eerder bestreden besluit van het college van 22 juni 2022. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het college heeft verzocht om geen proceskostenvergoeding toe te kennen, omdat het primaire besluit was ingetrokken wegens gewijzigde omstandigheden.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft het college echter het primaire besluit op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken, en niet omdat het college aan verzoeker tegemoet is gekomen. Dit betekent dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat verzoeker niet in zijn proceskosten kan worden vergoed.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) genoemd ter onderbouwing van haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3811 WABO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats 1], verzoeker,

(gemachtigde: mr. M.I.J. Toonders),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college,

([gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten, dat verzoeker heeft gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het bestreden besluit van het college van 22 juni 2022.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank verzocht om verzoeker geen proceskostenvergoeding toe te kennen, omdat het primaire besluit van 22 juni 2022 is ingetrokken wegens gewijzigde omstandigheden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling [1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
In het primaire besluit heeft het college aan Breepark complex B.V. (vergunninghoudster) een milieuneutrale omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van de bestaande inrichting met een buitenterras aan de [adres] te [plaats 2]. Het buitenterras zou tussen de bestaande evenementenhal en het evenemententerrein van vergunninghoudster gerealiseerd worden. Het college heeft in het bestreden besluit de bezwaren van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten. Verzoeker heeft op 22 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4.2.
Het college heeft bij besluit van 12 juli 2023 het primaire besluit op verzoek van vergunninghoudster ingetrokken. Verzoeker heeft vervolgens het beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken. In dit geval kan niet worden geoordeeld dat het college aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen. Er is sprake van gewijzigde omstandigheden, die erin zijn gelegen dat de vergunninghouder zelf om intrekking van de vergunning verzocht [3] .

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 5 oktober 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Bijvoorbeeld AbRS 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084 en AbRS 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:258.