ECLI:NL:RBZWB:2023:6871
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over bezwaar tegen kennisgeving kostenvergoeding en wettelijke rente in belastingrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 maart 2023 behandeld. De zaak betreft een kennisgeving van kostenvergoeding van 17 augustus 2021, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2021. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De inspecteur had in de kennisgeving wettelijke rente toegekend omdat de vergoedingen te laat waren betaald. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze toekenning van wettelijke rente, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank legt uit dat in het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen geldt, wat betekent dat alleen beslissingen die als voor bezwaar vatbaar zijn aangemerkt, kunnen worden aangevochten. De kennisgeving van de inspecteur valt hier niet onder, omdat deze niet is gebaseerd op de belastingwetgeving en geen besluit in de zin van de Awb is.
De rechtbank bevestigt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De klacht van de belanghebbende over het hoorrecht wordt verworpen, omdat er geen verplichting was om een hoorgesprek te houden. De rechtbank wijst ook het verzoek van de inspecteur om proceskostenvergoeding af, omdat de kosten die zijn gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank besluit het beroep ongegrond te verklaren, en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.