ECLI:NL:RBZWB:2023:6870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
BRE-23_2377
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over bezwaar tegen kennisgeving kostenvergoeding en wettelijke rente in belastingrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 september 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 maart 2023 behandeld. De zaak betreft een kennisgeving van kostenvergoeding van 17 augustus 2021, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2021. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het beroep kennelijk ongegrond is, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De inspecteur had in de kennisgeving kostenvergoeding wettelijke rente toegekend, omdat de bedragen die hij aan de belanghebbende moest vergoeden, te laat zijn betaald. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de toegekende wettelijke rente, maar de inspecteur heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat in het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen geldt, wat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen beslissingen die in de belastingwetgeving als voor bezwaar vatbaar zijn aangemerkt. De kennisgeving van de inspecteur is geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking, waardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid voor de belanghebbende om het geschil met de inspecteur voor te leggen aan de burgerlijke rechter. De inspecteur had verzocht om een proceskostenvergoeding vanwege roekeloos procederen, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de kosten die gepaard gaan met de door de inspecteur genoemde proceshandelingen niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling van de inspecteur.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

([gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 maart 2023, betreffende de kennisgeving kostenvergoeding van 17 augustus 2021, naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2021.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft in de kennisgeving kostenvergoeding wettelijke rente toegekend omdat de bedragen die hij ingevolge de uitspraak van de rechtbank aan belanghebbende moest vergoeden, te laat heeft betaald.
3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in de kennisgeving toegekende wettelijke rente. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
4. In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Dat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld tegen beslissingen die in de belastingwetgeving zijn aangemerkt als voor bezwaar vatbaar. Het vergoeden van wettelijke rente omdat niet tijdig is voldaan aan een betalingsverplichting, vindt zijn grondslag in artikel 6:119 BW en is dus niet gebaseerd op de belastingwetgeving. Evenmin is sprake van een besluit in de zin van de Awb. De kennisgeving is dan ook geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking.
5. De inspecteur heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op dat wat in onderdeel 4 is overwogen, was het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk. Om die reden was er – los van de feitelijke gang van zaken in deze zaak – geen plicht om op grond van de nationale wet een hoorgesprek te houden. Die verplichting is er ook niet op basis van het Unierecht. De klacht van belanghebbende over het hoorrecht slaagt dus niet. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Belanghebbende kan het geschil met de inspecteur voorleggen aan de burgerlijke rechter op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze.
7. De inspecteur heeft verzocht belanghebbende te veroordelen in de proceskosten van de inspecteur vanwege zeer roekeloos procederen. De inspecteur heeft daarbij verzocht 1 punt voor het indienen van een verweerschrift toe te kennen, met een gewicht van 1, zijnde € 837,-.
8. De inspecteur verzoekt om vergoeding van kosten voor een door hem verrichte proceshandeling in de zin van artikel 1, aanhef en letter a, Besluit proceskosten bestuursrecht en de bij het Besluit behorende bijlage. De rechtbank stelt voorop dat de kosten die gepaard gaan met de door de inspecteur genoemde proceshandelingen uitsluitend voor vergoeding in aanmerking komen voor zover dit de kosten van ‘door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand’ betreffen. Daaronder vallen niet de werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de dienstbetrekking van de ambtenaren. Het verzoek van de inspecteur wordt dan ook afgewezen. Of sprake is van ‘zeer roekeloos procederen’ behoeft daarmee geen verdere behandeling.
9. Voor een proceskostenveroordeling van de inspecteur bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 29 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.