Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
“opdat deze worden verrekend met de over dezelfde periode door de betrokken rechts- of natuurlijke persoon aan het voor de betrokken periode bevoegde orgaan verschuldigde premies”.Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het woord ‘opdat’ dat de SVB pas tot verrekening hoeft over te gaan nadat zij premies van het bevoegde orgaan van Liechtenstein heeft ontvangen.
4.Beslissing
- verklaart het beroep tegen de aanslag Zvw 2016 (BRE 20/185) gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die ziet op de aanslag Zvw 2016;
- vernietigt de aanslag Zvw 2016 en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente;
- verklaart het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente (BRE 20/184) ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 417;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.583;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.133 proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur van het griffierecht € 48 aan belanghebbende moet vergoeden.