In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Eiseres, werkzaam als receptioniste, had zich op 26 oktober 2020 ziekgemeld met burn-out en vermoeidheidsklachten. Het UWV weigerde haar per 31 maart 2021 een ZW-uitkering, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar deze was per 1 februari 2021 beëindigd, omdat zij weer arbeidsgeschikt werd geacht. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek door het UWV onzorgvuldig was en dat haar klachten niet goed waren beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. De verzekeringsarts had eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en geconcludeerd dat er geen ernstige beperkingen waren die haar arbeidsongeschiktheid zouden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling zou kunnen weerleggen. Wel constateert de rechtbank een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, omdat de ZW-uitkering niet expliciet was afgewezen per 1 februari 2021. Dit gebrek werd echter hersteld in het verweerschrift van het UWV.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2023 door rechter M. Snoeks, in aanwezigheid van griffier E.A. Vermunt.