ECLI:NL:RBZWB:2023:682

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1175
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering aan uitzendkracht met burn-outklachten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Eiseres, werkzaam als receptioniste, had zich op 26 oktober 2020 ziekgemeld met burn-out en vermoeidheidsklachten. Het UWV weigerde haar per 31 maart 2021 een ZW-uitkering, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar deze was per 1 februari 2021 beëindigd, omdat zij weer arbeidsgeschikt werd geacht. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek door het UWV onzorgvuldig was en dat haar klachten niet goed waren beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. De verzekeringsarts had eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en geconcludeerd dat er geen ernstige beperkingen waren die haar arbeidsongeschiktheid zouden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling zou kunnen weerleggen. Wel constateert de rechtbank een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, omdat de ZW-uitkering niet expliciet was afgewezen per 1 februari 2021. Dit gebrek werd echter hersteld in het verweerschrift van het UWV.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2023 door rechter M. Snoeks, in aanwezigheid van griffier E.A. Vermunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1175 ZW

uitspraak van 31 januari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
gemachtigde: mr. M.W.G. Bombeeck,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering aan haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 26 mei 2021 (primair besluit)
geweigerd per 31 maart 2021 aan eiseres een ZW-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 17 januari 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd per 31 maart 2021 en per 1 februari 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is als uitzendkracht werkzaam geweest als receptioniste voor 20 – 25 uur per week. Zij heeft zich op 26 oktober 2020 ziekgemeld met burn-out en vermoeidheids-klachten en klachten aan de handen. Het UWV heeft aan haar per 28 oktober 2020 een ZW-uitkering toegekend. Vervolgens is het dienstverband op 9 november 2020 geëindigd. Per 1 februari 2021 is eiseres weer arbeidsgeschikt geacht en is de ZW-uitkering beëindigd. Hieraan lag de redenering ten grondslag dat als eiseres in staat was per 1 februari 2021 haar HBO studie weer op te pakken, zij ook in staat zou zijn haar maatgevende arbeid weer te kunnen doen. Eiseres is daarmee akkoord gegaan. Op 15 april 2021 heeft eiseres zich opnieuw – per 31 maart 2021 – ziekgemeld. Het UWV heeft geweigerd haar per 31 maart 2021 een ziektewetuitkering toe te kennen, omdat haar verzekering voor de ZW vanuit het uitzendbureau eindigde op 1 maart 2021 en haar ziekmelding meer dan vier weken na die datum ligt. Vervolgens heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld, maar nu per datum van haar eerdere hersteldmelding, namelijk 1 februari 2021. Eiseres claimt doorlopend arbeidsongeschikt te zijn.
3.3
De rechtbank stelt vast dat het werk als receptioniste als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en heeft daarbij lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Daarnaast heeft hij de beschikbare medische informatie bestudeerd. Eiseres claimt doorlopend arbeidsongeschikt te zijn door persisterende klachten waarmee zij eerder is ziekgemeld in oktober 2020. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er sprake is van energetische en mentale klachten en heeft de diagnose ‘spanningsklacht/dreigende surmenage/burn-out gesteld. Eiseres acht zichzelf niet in staat om naast haar activiteiten thuis en haar studie, ook loonvormende arbeid te verrichten. Voor de ZW wordt echter niet geoordeeld naar de combinatie van studie, arbeid en eventuele mantelzorg. Ter beoordeling van de arbeidsongeschiktheid wordt primair een afweging gemaakt over de belasting in de maatgevende arbeid als receptioniste voor 20 – 25 uur per week en de belastbaarheid van eiseres zelf. De klachten worden plausibel geacht, maar er zijn geen ernstige beperkingen te objectiveren als direct gevolg van ziekte of gebrek. Door situationele omstandigheden (overvraging door combinatie van uiteenlopende doelen) is de mentale draagkracht wel op de proef gesteld. Er zijn onvoldoende aanwijzingen om aan te kunnen nemen dat de belastbaarheid per 31 maart 2021 significant is gewijzigd in vergelijking met de medische situatie in januari 2021. Rekening houdend met de taken en verantwoordelijkheden in de maatgevende arbeid, evenals de duurbelasting in uren, acht de verzekeringsarts eiseres per 31 maart 2021, maar ook per 1 februari 2021, tot heden doorlopend arbeidsgeschikt voor de maatgevende arbeid als receptioniste. Er is geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid ten opzichte van de eerdere beoordeling.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en het dossier bestudeerd. De door de primaire verzekeringsarts gestelde diagnoses – spanningsklachten/dreigende surmenage/burn-out – sluiten aan met wat bekend is over eiseres vanuit het dossier. In bezwaar is geen nieuwe medische informatie overgelegd. Terecht is door de primaire verzekeringsarts aangegeven dat er geen sprake is van (psycho)pathologie in engere zin. Eiseres was op dat punt niet onder behandeling, noch was er medische pathologie vastgesteld op psychisch dan wel ander gebied. De spanningsklachten worden ook verklaard vanuit een situatie waarin eiseres zwaar belast was geweest enerzijds door werk (overwerk 2020) en anderzijds door de ondersteuning die eiseres naar haar moeder toe verleende in het huishouden (mantelzorg). Nu er geen sprake is van medisch objectiveerbare psychopathologie in engere zin, heeft de primaire verzekeringsarts terecht geoordeeld dat er geen sprake is van ernstige beperkingen als direct gevolg van ziekte of gebrek welke zouden leiden tot arbeidsongeschiktheid voor de maatgevende arbeid.
4.3
Namens eiseres is tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij zich van het kastje naar de muur gestuurd voelt. Nadat het UWV had besloten dat eiseres niet meer in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, werd haar gezegd ofwel te gaan werken ofwel een WW-uitkering aan te vragen. De vervolgens aangevraagde WW-uitkering werd vervolgens afgewezen onder de mededeling dat eiseres in de ZW thuishoorde. Het onderzoek door de verzekeringsarts is onzorgvuldig geweest. Zo stelde hij dat burn-out helemaal geen ziekte is, en tijdens het onderzoek heeft hij vooral over zichzelf gepraat. Er is geen rekening gehouden met het feit dat eiseres zich wel heeft gemeld bij een psycholoog, maar dat de wachttijden heel lang waren. Eiseres heeft geen ZW-uitkering meer gehad totdat zij was gezien door de psycholoog.
4.4
In verweer heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen hebben eiseres gezien en hebben het dossier bestudeerd. Er is een uitgebreide anamnese afgenomen en eiseres is psychisch onderzocht. De verzekeringsartsen waren bekend met de klachten van overspannenheid / burn-out en hebben gemotiveerd toegelicht waarom er geen sprake is van medische objectiveerbare psychopathologie in engere zin. Daarmee is terecht aangegeven dat er geen sprake is van ernstige beperkingen als direct gevolg van ziekte of gebrek. Eiseres is dan ook in staat om doorlopend vanaf 1 februari 2021 haar eigen werk te verrichten. Verder wijst het UWV erop dat de WW-uitkering is geweigerd omdat eiseres niet voldeed aan de wekeneis.
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
5.1
De rechtbank is, anders dan eiseres, van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts heeft de dossiergegevens bestudeerd en hij heeft eiseres gezien op het spreekuur op van 21 mei 2021. Blijkens het verslag heeft hij eiseres daarbij lichamelijk en psychisch onderzocht tijdens een 60 minuten durend gesprek. De rechtbank heeft geen reden daaraan te twijfelen, nu uit het verslag blijkt dat er een uitgebreide anamnese en dagverhaal is afgenomen. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de lichamelijke klachten, bestaande uit vermoeidheid en klachten aan de handen, en de psychische klachten, bestaande uit overspannenheid en/of burn-out, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die erop wijzen dat de objectiveerbare problematiek anders of ernstiger is dan waarvan bij de beoordeling is uitgegaan.
5.2
Dat eiseres zwaardere beperkingen ervaart dan door het UWV is aangenomen, kan de rechtbank begrijpen, maar dat kan niet leiden tot de conclusie dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. Het is immers vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie onder meer de uitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:459), dat bij het vaststellen van beperkingen niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving bepalend is, maar uitsluitend datgene wat objectief medisch is vast te stellen. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Er zijn in beroep geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat eiseres meer beperkingen heeft dan door het UWV zijn vastgesteld en dat de beoordeling van de verzekeringsartsen onjuist is geweest.
5.3
Wel constateert de rechtbank dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent, nu daarin de ZW-uitkering alleen kenbaar is afgewezen per 31 maart 2021, en niet (ook) per 1 februari 2021. Niet in geschil is immers dat eiseres zich uiteindelijk met terugwerkende kracht per 1 februari 2021 (doorlopend) ziek heeft gemeld. Dit gebrek zal met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd. Het UWV heeft dit gebrek in het verweerschrift hersteld, door daarin – onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts – te vermelden dat eiseres doorlopend vanaf 1 februari 2021 is staat is haar eigen werk te verrichten. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding aan die conclusie te twijfelen, zodat eiseres niet door het gebrek is benadeeld.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht geweigerd heeft om per 31 maart 2021 en per 1 februari 2021 een ZW-uitkering toe te kennen.
Omdat er sprake was van een gebrek en artikel 6:22 van de Awb is toegepast, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Van gemaakte proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

  • de rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 31 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.