ECLI:NL:RBZWB:2023:6797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
23-008003
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig in het kader van strafvordering en klaagschrift ex artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager wiens voertuig, een witte Mercedes, op 28 september 2021 in beslag was genomen. De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. A.A. Nunnikhoven, verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de auto, stellende dat hij eigenaar was en dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, betwistte dit en stelde dat de klager verdacht werd van deelname aan een criminele organisatie en het produceren van harddrugs, en dat er geen duidelijke legale herkomst van de inbeslaggenomen auto was.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het voertuig zou bevelen. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken.

De rechtbank concludeerde dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, gezien de verdenkingen tegen de klager en de aanstaande regiezitting in de strafzaak. De beslissing om het klaagschrift ongegrond te verklaren, werd genomen met inachtneming van de relevante jurisprudentie en de feiten van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-008998-21
rk.nummer: 23-008003
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.A. Nunnikhoven, Elzenstraat 53 te 5038 HC Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 september 2021 onder klager in beslag is genomen: een voertuig van het merk Mercedes, kleur wit en voorzien van het [kenteken] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 28 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 28 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. A.A. Nunnikhoven als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat in onderhavige zaak een auto in beslag is genomen waarvan klager eigenaar is. Klager is het niet eens met de (voorgenomen) beslissing tot vervreemding van de officier van justitie. Bovendien bestaat er geen strafvorderlijk belang meer bij het voortduren van het beslag.
In raadkamer heeft de raadsman gepersisteerd bij het ingediende klaagschrift. Daarbij is in aanvulling op het klaagschrift opgemerkt dat de strafzaak tegen klager veel tijd in beslag neemt en dat het erg vervelend is voor klager om niet te kunnen beschikken over de (opbrengst van de) auto.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat hij het vervelend vind dat hem niet de mogelijkheid is geboden de inbeslaggenomen auto terug te kopen en dat hij de schuld die hij heeft bij zijn ouders en broertje wil terugbetalen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Daartoe is aangevoerd dat klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en het produceren van harddrugs. Daarnaast wordt klager verdacht van het opzetwitwassen van onder meer de Mercedes Benz waar onderhavig klaagschrift op ziet. Het is een feit van algemene bekendheid dat veel (contant) geld wordt verdiend met de productie en handel in verdovende middelen. Gelet daarop is er financieel onderzoek gedaan naar het inkomen en vermogen van klager en diens gezin. Uit de uitkomsten van dit onderzoek, opgesomd in het schriftelijke standpunt, blijkt dat de legale herkomst van de inbeslaggenomen auto niet duidelijk is geworden. Daarnaast is opgemerkt dat de broer van klager, te weten [naam] , eerder een klaagschrift heeft ingediend en heeft verklaard eigenaar te zijn van het inbeslaggenomen voertuig. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Dit is naar het oordeel van de officier van justitie nog steeds niet hoogst onwaarschijnlijk. Gelet op het voorgaande wordt verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank heeft eerder in een klaagschriftprocedure van [naam] geoordeeld dat klager als redelijkerwijs belanghebbende van de auto moet worden gezien. In de huidige procedure staat niet ter discussie staat dat klager redelijkerwijs als rechthebbende van het voertuig kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag. Klager wordt onder meer verdacht van het witwassen van onder meer een of meer personenauto’s. Klager is onder daarvoor gedagvaard voor de Meervoudige Kamer van de rechtbank en op 7 september 2023 zal een (volgende) regiezitting in de strafzaak plaatsvinden. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later inhoudelijk oordelend, de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto zal bevelen. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 11 augustus 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).