ECLI:NL:RBZWB:2023:6796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/3868
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst over de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting voor het jaar 2019. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die op 11 juli 2022 de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen had opgelegd. De inspecteur had de aftrek van specifieke zorgkosten deels geweigerd, wat de rechtbank nu toetst aan de hand van de beroepsgronden van de belanghebbende.

De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten terecht deels heeft geweigerd. Belanghebbende had in zijn aangifte een totaalbedrag van € 4.576 aan specifieke zorgkosten opgevoerd, maar de inspecteur hield bij de aanslagregeling rekening met slechts € 1.230 aan aftrekbare kosten. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem geclaimde kosten, zoals dieetkosten, extra uitgaven voor kleding en beddengoed, en kosten voor medicijnen en hulpmiddelen. De rechtbank benadrukt dat belanghebbende, ondanks zijn chronische ziekte, verplicht is om voor elk jaar aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de voorwaarden voor aftrek van specifieke zorgkosten.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat hij het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3868

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 juli 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.274.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Op verzoek van partijen is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten terecht deels heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten terecht deels heeft geweigerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV gedaan over het jaar 2019 (de aangifte) en heeft daarin een aftrek van specifieke zorgkosten in aanmerking genomen. De specifieke zorgkosten zijn in de aangifte als volgt gespecificeerd:
Kosten medicijnen
€ 315,00
Uitgaven voor hulpmiddelen
€ 75,00
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit
€ 30,00
Dieetkosten
€ 2.650,00
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
€ 1.000,00
Genees- en heelkundige hulp
€ 441,00
Reiskosten ziekenbezoek
€ 65,00
Totaal
€ 4.576,00
Af: Drempel
€ 608,00
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten
€ 3.968,00
4.1.
De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag afgeweken van de aangifte. Hij heeft bij de aanslagregeling rekening gehouden met de volgende aftrek specifieke zorgkosten:
Uitgaven voor vervoer
€ 30,00
Dieetkosten
€ 900,00
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
€ 300,00
Totaal
€ 1.230,00
Af: Drempel
€ 608,00
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten
€ 622,00
4.2.
Bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2018 is door de inspecteur de door belanghebbende opgevoerde aftrek specifieke zorgkosten van € 2.895 niet geaccepteerd. Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB/PVV 2018 bezwaar gemaakt en de inspecteur heeft daarop de aanslag IB/PVV 2018 verminderd door alsnog rekening te houden met de aftrek van € 2.895 wegens specifieke zorgkosten.

Motivering

Moet belanghebbende de specifieke zorgkosten jaarlijks aannemelijk maken?
5. Uitgaven voor specifieke zorgkosten kunnen als persoonsgebonden aftrek in aanmerking worden genomen indien deze niet aan belanghebbende zijn vergoed. [1] In artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) is opgenomen welke uitgaven als specifieke zorgkosten zijn aan te merken.
5.1.
Belanghebbende moet aannemelijk maken dat hij de uitgaven heeft gedaan, dat deze op hem drukken en dat hij voldoet aan de in de wet opgenomen voorwaarden voor aftrek. De inspecteur moet voor ieder jaar afzonderlijk beoordelen of recht bestaat op de geclaimde aftrek en mag voor ieder jaar om bewijsstukken van de in het betreffende jaar gemaakte kosten vragen. [2] Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de omstandigheid dat belanghebbende chronisch ziek is, ontslaat dit hem niet van zijn verplichting om voor ieder jaar aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de voorwaarden voor aftrek van specifieke zorgkosten.
Heeft de inspecteur terecht deels de geclaimde aftrek voor specifieke zorgkosten geweigerd?
Dieetkosten
5.2.
Dieetkosten zijn aftrekbaar indien het dieet op medisch voorschrift wordt gehouden. [3] De in aanmerking te nemen aftrek volgt uit artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (de Uitvoeringsregeling). Dat artikel bepaalt per, door een arts of diëtist voorgeschreven, dieetvorm de hoogte van het bedrag dat als extra uitgave in aanmerking mag worden genomen. Belanghebbende heeft prikkelbaredarmsyndroom (pds)-klachten. Daarom heeft de inspecteur in 2018 een aftrek van dieetkosten toegestaan. Voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende geen dieetverklaring van een arts of diëtist overgelegd. De inspecteur heeft, gelet op de medische klachten van belanghebbende en eerder bij hem gewekt vertrouwen, een aftrek van € 900 (behorende bij een pds-dieet [4] ) toegestaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, omdat belanghebbende niet heeft gesteld dat bij hem het vertrouwen is gewekt dat hij recht heeft op een hoger bedrag en evenmin stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat hij recht heeft op een hoger bedrag.
Uitgaven voor extra kleding en beddengoed
5.3.
Uitgaven voor extra kleding en beddengoed zijn aftrekbaar als de uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van belanghebbende en de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of zal duren. [5] De uitgaven worden dan in beginsel in aanmerking genomen voor een bedrag van € 300. Als belanghebbende doet blijken dat de kosten hoger zijn dan € 600 dan mag hij een bedrag van € 750 in aanmerking nemen. [6]
5.4.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende extra uitgaven maakt voor kleding en beddengoed en dat dit voortvloeit uit ziekte of invaliditeit die tenminste een jaar duurt. Belanghebbende heeft niet met stukken of anderszins onderbouwd dat hij meer dan € 600 aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed heeft gemaakt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met het lage forfait van € 300, en niet met het hoge forfait van € 750 of het door belanghebbende in aanmerking genomen bedrag van € 1.000.
Kosten voor medicijnen, hulpmiddelen, genees- en heelkundige hulp en ziekenbezoek
5.5.
Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank de hoogte van de in aftrek gebrachte kosten voor medicijnen, hulpmiddelen, genees- en heelkundige hulp en ziekenbezoek evenmin aannemelijk gemaakt. Hij heeft, ondanks het verzoek van de inspecteur om de gemaakte kosten te onderbouwen met bewijsstukken, slechts één factuur overgelegd. Die factuur heeft kennelijk betrekking op de aanschaf van een gehoorapparaat, maar ze is slecht leesbaar en niet duidelijk is in hoeverre de betreffende kosten in 2019 op belanghebbende hebben gedrukt. Uit hetgeen belanghebbende verder met betrekking tot de overige kostenposten heeft gesteld kan de rechtbank niet opmaken wat de hoogte van de kosten is geweest en of deze niet aan hem zijn vergoed. Daarom heeft de inspecteur terecht de aftrek van deze kosten geweigerd.
5.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur de door belanghebbende geclaimde aftrek van specifieke zorgkosten terecht naar een bedrag van € 1.230 in aanmerking heeft genomen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier op 2 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn.
Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2.Gerechtshof Den Haag, 16 augustus 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1542, r.o. 5.1.
3.Artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel f Wet IB.
4.Artikel 37, eerste lid Uitvoeringsregeling.
5.Artikel 38 Uitvoeringsregeling.
6.Artikel 38 Uitvoeringsregeling.