In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2023, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld van verzoekers tegen de omgevingsvergunning die aan de vergunninghouder is verleend voor het uitbreiden van een woning op het perceel [straatnaam] 4b in [woonplaats]. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg op 7 juni 2022, en de bezwaren van verzoekers zijn bij het bestreden besluit van 25 oktober 2022 ongegrond verklaard. Verzoekers hebben op 16 november 2022 beroep ingesteld en vroegen op 12 juli 2023 om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, vooral omdat de werkzaamheden al zijn begonnen. De rechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter legt uit dat het bouwplan van de vergunninghouder, dat onder andere de verwijdering van een kapconstructie en de bouw van een nieuwe verdieping omvat, in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de vergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan worden verleend. De rechter concludeert dat de belangen van verzoekers niet zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghouder en dat de vergunning in stand blijft.
De voorzieningenrechter wijst erop dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de bezwaren van verzoekers onvoldoende zijn om de vergunning te schorsen. De uitspraak benadrukt ook dat er geen wettelijke verplichting is voor participatie van omwonenden in het proces van vergunningverlening, hoewel het college het raadzaam acht dat omwonenden geïnformeerd worden. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.