ECLI:NL:RBZWB:2023:6788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3438
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om re-integratievoorziening voor opleiding tot vliegenier op basis van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2023, werd het beroep van eiser tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden ongegrond verklaard. Eiser had verzocht om vergoeding van opleidingskosten voor een opleiding tot vliegenier, welke was afgewezen in een primair besluit van 23 februari 2022. Het bestreden besluit van 31 mei 2022 verklaarde de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond. Eiser ontving sinds 29 juli 2019 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en was in trede 2 van de beleidsregels geplaatst, wat betekent dat hij meer dan 12 maanden nodig had om aan het werk te komen.

De rechtbank overwoog dat de Bevelanden terecht had gesteld dat de opleiding tot vliegenier niet noodzakelijk was voor het realiseren van instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat zonder de opleiding instroom in de arbeidsmarkt niet mogelijk zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de Bevelanden geen toezeggingen had gedaan die eiser het gerechtvaardigde vertrouwen konden geven dat de kosten van de opleiding zouden worden vergoed. Eiser had weliswaar gesprekken gevoerd over zijn mogelijkheden, maar dit was onvoldoende om te concluderen dat er een verplichting bestond om de opleidingskosten te dekken.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor eiser om aannemelijk te maken dat er toezeggingen zijn gedaan door het bestuursorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3438 PW

uitspraak van 26 september2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] (eiser), te [plaats] ,

mr. W.R. Aerts,
en
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden(de Bevelanden), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 23 februari 2022 (primair besluit) heeft de Bevelanden eisers verzoek om een re-integratievoorziening in de vorm van vergoeding van de opleidingskosten voor het werk als vliegenier afgewezen.
In een besluit van 31 mei 2022 (bestreden besluit) heeft de Bevelanden eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 22 augustus 2023. Eiser is verschenen. De Bevelanden werd vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser ontvangt vanaf 29 juli 2019 een bijstandsuitkering van de Bevelanden op grond van de Participatiewet. De Bevelanden heeft gedurende deze uitkering onderzoek gedaan om eiser te kunnen ondersteunen bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid. Uit diverse medische adviezen van [stichting] is gebleken dat eiser wegens lichamelijke en psychische klachten beperkt beschikbaar moet worden geacht voor arbeid.
De Bevelanden heeft in diverse voortgangsgesprekken samen met eiser gekeken naar zijn mogelijkheden om aan het werk te gaan. Eiser heeft daarbij te kennen gegeven dat hij bij voorkeur wil uitstromen uit de bijstand door aan het werk te gaan als vliegenier. Op 1 februari 2022 heeft eiser een verzoek ingediend om een re-integratievoorziening in de vorm van vergoeding van de opleidingskosten voor het werk als vliegenier.
In het primaire besluit heeft de Bevelanden dit verzoek afgewezen. In het bestreden besluit heeft de Bevelanden eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van de Bevelanden
2. Volgens de Bevelanden is eisers verzoek om vergoeding van de betrokken opleidingskosten terecht afgewezen. De Bevelanden werpt hem tegen dat hij wegens een grote afstand tot de arbeidsmarkt in trede 2 als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van de Beleidsregels Re-integratie WIZ (de beleidsregels) is geplaatst, en scholing op grond van de beleidsregels enkel wordt aangeboden aan personen in een re-integratietraject (waarbij sprake is van trede 3). Volgens de Bevelanden leidt een opleiding tot vliegenier niet tot passende algemeen geaccepteerde arbeid. Het volgen van de opleiding tot vliegenier vergroot de kansen op uitstroom naar werk niet, waardoor deze niet noodzakelijk is.
Eisers standpunt
3. Volgens eiser is hij ten onrechte in trede 2 van artikel 2.4, tweede lid, van de beleidsregels geplaatst. Hij voert aan dat in een besluit van 5 juli 2021 over de gedeeltelijke ontheffing met betrekking tot algemeen geaccepteerde arbeid is opgenomen dat die ontheffing in ieder geval op 1 maart 2022 zal vervallen. Eiser stelt verder dat de Bevelanden ten onrechte stelt dat een opleiding tot vliegenier niet leidt tot algemeen geaccepteerde arbeid. Hij voert verder aan dat namens de Bevelanden toezeggingen zijn gedaan waaraan hij het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat de kosten van de opleiding zouden worden betaald.
Het relevante toetsingskader
4. De relevante bepalingen in de Participatiewet, de Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet en de beleidsregels zijn opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Is eiser terecht ingedeeld in trede 2?
5. Volgens het tweede lid van artikel 3.8 van de beleidsregels kan de Bevelanden scholing aanbieden aan personen in een re-integratietraject, als het zonder deze scholing niet mogelijk is om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren. Volgens artikel 2.4 van de beleidsregels is sprake van een re-integratietraject bij personen die zijn ingedeeld in trede 3. Personen die meer dan 12 maanden nodig hebben om aan het werk te komen, en waarbij sprake is van de inzet van maatschappelijke participatie, worden ingedeeld in trede 2.
6. Om eisers belastbaarheid en het vervolg van zijn re-integratietraject te kunnen bepalen heeft de Bevelanden medische adviezen opgevraagd bij [stichting] , waaruit volgt dat eiser wegens lichamelijke en psychische klachten beperkt beschikbaar voor arbeid moest worden beschouwd. Vanwege de grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft de Bevelanden een gedeeltelijke ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen van eiser, voor het laatst in een besluit van 5 juli 2021. Daarin is ontheffing verleend tot 1 maart 2022, derhalve tot ná het nemen van het primaire besluit. Eiser heeft de conclusie dat hij vanwege lichamelijke en psychische klachten beperkt beschikbaar is voor arbeid niet eerder betwist, en heeft tegen de tijdelijke gedeeltelijke ontheffingen van de arbeidsverplichtingen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank wijst verder op het gespreksverslag van 7 juni 2021, waarin is opgenomen dat eiser overwoog om psychische hulp in te schakelen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de Bevelanden eiser onder deze omstandigheden tegenwerpen dat hij wegens een grote afstand tot de arbeidsmarkt in trede 2 in de zin van artikel 2.4, tweede lid, van de beleidsregels is geplaatst.
7. In een medisch advies van 4 augustus 2022 wordt weliswaar geconcludeerd dat eiser (weer) volledig belastbaar kan worden geacht, maar dit advies dateert van na het nemen van het bestreden besluit. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat eiser ook reeds ten tijde van belang al in trede 2 had moeten worden ingedeeld, dan geldt nog steeds de voorwaarde in de beleidsregels dat het zonder de opleiding niet mogelijk is algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren. Anders dan de Bevelanden stelt, kan het werk van vliegenier worden aangemerkt als algemeen passende arbeid, nu dit werk algemeen maatschappelijk aanvaard is. Dat dit werk een dure opleiding vereist en niet heel veel voorkomt, is daarvoor niet van belang. Eiser heeft met wat hij aanvoert echter niet aannemelijk gemaakt dat het zonder de door hem gewenste opleiding niet mogelijk is om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren, en dat hij geen andere mogelijkheden heeft om aan het werk te komen.
Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel
8. Eiser stelt dat in de gesprekken met de Bevelanden aan hem toezeggingen zijn gedaan waaraan hij het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat de kosten van de opleiding door de Bevelanden zouden worden betaald. Naar het oordeel van de rechtbank kan wat eiser hierover stelt worden opgevat als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep hierop is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1321) vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat door een bestuursorgaan toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
9. De rechtbank ziet in de verslagen van de voortgangsgesprekken en de andere dossierstukken geen aanknopingspunten om te concluderen dat op enig moment een toezegging is gedaan waaraan eiser het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat de kosten van de opleiding zouden worden toegekend op grond van de Participatiewet. De rechtbank wijst er daarbij op dat tijdens het voortgangsgesprek van 3 februari 2020 namens de Bevelanden expliciet is gesteld dat de Bevelanden de kosten voor een vliegbrevet in Iran (van € 15.000,-) niet kan en wil bekostigen. Eiser stelt ook niet dat namens de Bevelanden op enig moment is gesteld dat de kosten van zijn opleiding zouden worden betaald, maar vooral dat hij met medeweten van de Bevelanden veel tijd en energie heeft gestoken in het onderzoeken van de mogelijkheden om een carrière als piloot te starten. De omstandigheden dat de Bevelanden met eiser in gesprek is gegaan over deze mogelijkheden en de opties om hem daarin ondersteuning te bieden, en dat eiser de ruimte heeft gekregen om (zelfstandig) zijn bekwaamheden te testen middels een assessment bij [bedrijf] , zijn echter onvoldoende om te concluderen dat eiser erop mocht vertrouwen dat de Bevelanden de opleidingskosten ook voor zijn rekening zou nemen. Zijn beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 26 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 6
Definities in verband met arbeidsinschakeling
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 7
Opdracht college
1. Het college:
a. Ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
1° personen die algemene bijstand ontvangen,
2° personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel
b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het
moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend,
3° personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet.
Artikel 8a
Verordeningen re-integratievoorzieningen en tegenprestatie
De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10, eerste lid.
Artikel 9
Verplichtingen
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van
een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te
aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op
grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen
sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een
onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te
werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld
in artikel 44a;
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige
werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid
en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Artikel 10
Aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling
1. Personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt, personen met een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8a aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken, indien die persoon zonder die ondersteuning niet in staat zou zijn die taken te verrichten.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.
Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet
Artikel 7 - Scholing
1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden, indien dit door het college noodzakelijk wordt geacht voor de arbeidsinschakeling.
2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende criteria:
a. De scholing moet passen bij de capaciteiten van de persoon;
b. Duidelijk arbeidsmarktrelevant zijn.
(…).
Beleidsregels Re-integratie WIZ
Artikel 2.4 - Diagnosestelling en indeling in doelgroepen
1. De diagnose dient om een beeld te krijgen van de cliënt op onderwerpen als opleiding, werkervaring, motivatie en leefomstandigheden. Deze informatie dient als belangrijke bouwsteen voor de indeling in een van de in het volgende lid genoemde doelgroepen en het uiteindelijke plan van aanpak. De diagnose kan zowel door de gemeente zelf worden gesteld als (deels) worden ingekocht, bijvoorbeeld medische adviezen.
2. Het Dagelijks Bestuur maakt voor de aanbieding van ondersteuning en voorzieningen een onderscheid tussen cliënten met - en cliënten zonder arbeidsperspectief. Hiertoe worden alle cliënten op basis van de diagnose ingedeeld in de tredes van de participatieladder:
- trede 1: zorgtraject;
- trede 2: meer dan 12 maanden nodig om aan het werk te komen, inzet van maatschappelijke participatie;
- trede 3: inzet van re-integratietraject; doel is binnen 12 maanden plaatsing op werk;
- trede 4: plaatsbaar op werk binnen 6 maanden; bemiddeling door werkgeversservicepunt (WSP);
- trede 5: aan het werk met ondersteuning van de gemeente (bijvoorbeeld loonkostensubsidie en/of jobcoach)
- trede 6: aan het werk zonder ondersteuning van de gemeente.
Trede 6 heeft geen ondersteuning nodig. Trede 3, 4 en 5 zijn samen de in de Re­ integratieverordening genoemde cliënten 'met een korte afstand tot de arbeidsmarkt'. Trede 1 en 2 zijn samen de in de Re-integratieverordening genoemde cliënten 'met een grote afstand tot de arbeidsmarkt'.
Artikel 3.8 - Scholing (artikel 7 Re-integratieverordening)
1. Het Dagelijks Bestuur kan scholing aanbieden aan personen in een re-integratietraject, indien het zonder deze scholing niet mogelijk is, instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren. Het Dagelijks Bestuur beoordeelt of deze scholing bijdraagt tot arbeidsinschakeling of verbetering van de uitgangspositie en verbindt hieraan een nader te bepalen termijn.
2. De te starten scholing moet aansluiten bij de mogelijkheden van de betrokkene en de behoeften op de arbeidsmarkt.
4. Het college is bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen
middelen met de algemene bijstand.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.