ECLI:NL:RBZWB:2023:6767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
C/02/411678 / KG ZA 23-335 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van foto's en verbod op gebruik van namen in marketing door voormalige partner en vennootschap na echtscheiding

In deze zaak heeft eiseres, na haar echtscheiding van gedaagde 2, een kort geding aangespannen tegen gedaagde 1 BV en gedaagde 2. Eiseres vordert dat gedaagden binnen zeven dagen na een toewijzend vonnis alle foto's waarop zij voorkomt, verwijderen van hun websites en sociale media, en dat zij het gebruik van haar naam in marketingactiviteiten verbieden. Eiseres stelt dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van haar portret na de echtscheiding en dat er geen afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de foto's. Gedaagden voeren verweer en stellen dat eiseres geen spoedeisend belang heeft, aangezien zij de zaak bijna een jaar heeft laten liggen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, omdat zij pas maanden na de echtscheiding actie heeft ondernomen. De vorderingen van eiseres worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op € 1.928,00 worden begroot. De uitspraak is gedaan op 27 september 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/411678 / KG ZA 23-335
Vonnis in kort geding van 27 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Jaspers,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Stegeman.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 3,
  • het productieoverzicht van [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] met producties 0 t/m 15,
  • de mondelinge behandeling op 13 september 2023,
  • de akte verandering eis,
  • de spreekaantekeningen van [eiseres] ,
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde 2] zijn op [datum 1] 2009 gehuwd en hebben drie kinderen gekregen.
2.2.
[eiseres] van [gedaagde 2] hebben samen een box ontwikkeld waar alles in zit om je kind te helpen zindelijk te worden, met daarbij een online platform waarop ouders hun vragen aan professionals kunnen stellen. Deze zindelijkheidstraining wordt aangeboden via [gedaagde 1] BV waarvan [gedaagde 2] (via [bedrijf] BV) enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.3.
De marketing van [gedaagde 1] BV vindt met name online plaats via de eigen websites en via social media als Facebook en Instagram. Op de verschillende online-uitingen staan foto’s van [eiseres] en [gedaagde 2] samen of van [eiseres] alleen. Ook zijn de foto’s gebruikt in het (instructie)boekje dat in de [gedaagde 1] zit.
2.4.
[eiseres] van [gedaagde 2] hebben op [datum 2] 2022 een echtscheidingsconvenant gesloten.
2.5.
[eiseres] van [gedaagde 2] zijn op [datum 3] 2022 gescheiden.
2.6.
Op 18 oktober 2022 is tussen [eiseres] en [gedaagde 2] een notariële akte van verdeling (van de tot de in de akte vermelde tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behorende goederen) verleden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na verandering van eis, bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] te gebieden binnen 7 dagen na een toewijzend vonnis alle foto’s die van [eiseres] voorkomen op de lijst die als productie 2 bij dagvaarding is gevoegd, te verwijderen en verwijderd te houden en voor zover het sites van derden betreft het daartoe te leiden dat die derden de foto’s zullen verwijderen en verwijderd houden ( [website] ), zulks op straffe van verbeurte door [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] , hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, aan [eiseres] van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere week dat niet aan de uitspraak wordt voldaan, met een maximum van € 25.000,00;
II. [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] te verbieden in uitingen van de BV of aan de BV gerelateerde activiteiten gebruik te maken van de naam [naam 1] en/of [naam 2] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom door [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] , hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, aan [eiseres] van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere week dat niet aan de uitspraak wordt voldaan, met een maximum van € 25.000,00;
III. [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, te veroordelen in de kosten van dit geding, met bepaling dat over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente zal zijn verschuldigd met ingang van veertien dagen na de datum van het in dezen te wijzen vonnis en hen te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[eiseres] grondt haar vorderingen op artikel 21 Auteurswet. [eiseres] stelt dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van haar portret nadat zij uit de onderneming is getreden en de echtscheiding is uitgesproken. In het kader van de echtscheiding zijn geen afspraken gemaakt over het gebruik van de foto’s. Er bestond tussen partijen een discussie over de waarde van de onderneming in relatie tot het gebruik van de foto’s en deze discussie was niet uitgekristalliseerd. Het is volgens [eiseres] ook onmogelijk om een waarde te koppelen aan de publicatie van foto’s op de site. Partijen hebben besloten dit punt te parkeren tot na de echtscheidingsprocedure omdat zij niet wilden dat het uitspreken van de echtscheiding langer zou duren. De foto’s zijn gemaakt in een periode dat nog sprake was van een gelukkige relatie en haar toestemming was er ook op gericht dat de foto’s in die context gebruikt mogen worden. [eiseres] heeft dan ook een redelijk belang zich te verzetten tegen het gebruik van de foto’s. [eiseres] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen omdat het voor haar dagelijks een zware psychische belasting is dat zij nog steeds gevangen zit in het niet kunnen afwikkelen van de echtscheiding. Zolang op internet nog allerlei foto’s figureren met daarop [gedaagde 2] en [eiseres] is dat vanwege de setting van een gelukkig gezin voor haar ondraaglijk, zodat dit snel moet eindigen. [eiseres] heeft (via haar advocaat) geprobeerd deze situatie te beëindigen, maar helaas tevergeefs.
3.3.
[gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen onder meer tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres] in de werkelijke proceskosten.
[gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] voeren onder meer aan dat [eiseres] geen spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. [eiseres] heeft de zaak bijna een jaar op zijn beloop gelaten, in die tijd had zij ook een bodemprocedure kunnen doorlopen. Verder blijkt nergens uit dat zij last zou hebben van de situatie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 254 lid 1 Rv bepaalt dat in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voorzieningenrechter bevoegd is deze te geven.
4.2.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat het spoedeisend belang in beginsel is gegeven zolang de gestelde inbreuk voortduurt. Indien daartegen echter onvoldoende voortvarend is opgetreden, kan dit een aanwijzing zijn dat het belang van de eisende partij kennelijk geen voorlopige maatregel vergt. Zulks hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.3.
[eiseres] stelt dat de discussie over het gebruik van de foto’s tijdens het mediationtraject bewust is geparkeerd tot na de echtscheidingsprocedure. Vaststaat dat partijen op [datum 2] 2022 een echtscheidingsconvenant hebben gesloten en dat zij op [datum 3] 2022 zijn gescheiden. Eerst bij brief van 11 januari 2023 heeft [eiseres] via haar toenmalige advocaat het verzoek gedaan om de gegevens te verwijderen. In reactie hierop heeft [gedaagde 1] BV direct bij e-mail van 11 januari 2023 meegedeeld dat zij niet aan dit verzoek zou gaan voldoen. Vervolgens heeft [eiseres] pas vier maanden later, op 5 mei 2023, op deze e-mail gereageerd. Daarna vindt er tussen partijen nog enige correspondentie plaats. Pas op 25 juli 2023, bijna een jaar na de echtscheidingsprocedure, wordt de onderhavige dagvaarding uitgebracht. Dat er sprake is van een zodanige geestelijke belasting bij [eiseres] dat een spoedeisend belang bij een onverwijlde voorziening in kort geding gerechtvaardigd is, is alleen maar door [eiseres] gesteld en op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd terwijl dit, gelet op de betwisting door [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] , wel op haar weg had gelegen. De conclusie op grond van het voorgaande is dat geen spoedeisend belang aanwezig wordt geacht. De vorderingen van [eiseres] dienen dan ook te worden afgewezen.
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld.
4.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat [eiseres] in de werkelijke proceskosten dient te worden veroordeeld. Zij voeren daartoe aan dat [eiseres] de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd. [eiseres] stelt in de dagvaarding dat geen afspraken over het gebruik van beeldmateriaal zijn gemaakt bij de verdeling van de vennootschap. Dit is volgens [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] in strijd met de waarheid en [eiseres] laat ten onrechte en in strijd met artikel 21 Rv de relevante omstandigheden waaruit blijkt dat er geen afspraken zijn gemaakt onbenoemd.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering tot veroordeling in de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de eisende partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen hiervan past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Hetgeen [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] aanvoeren is echter onvoldoende om misbruik van procesrecht dan wel onrechtmatig handelen te kunnen vaststellen. De omstandigheid dat [eiseres] er de nadruk op legt dat er geen nieuwe afspraken zijn gemaakt, leidt niet tot onrechtmatig handelen of misbruik van procesrecht. Het komt immers wel vaker voor dat partijen tegenover elkaar staande standpunten innemen. De proceskosten worden daarom begroot aan de hand van het liquidatietarief.
4.7.
De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.079,00
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.928,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] BV en [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiseres] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
[eiseres] is wettelijke rente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.