4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten en omstandigheden
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De bulkcarrier ‘ [schip] ’ afkomstig uit Brazilië lag van 14 december 2022 tot 29 december 2022 in de Scaldiahaven te Nieuwdorp (Vlissingen-Oost). Op 23 december 2023 werden door een duikploeg van de Douane zes bundels cocaïne in de wierkast van de ‘ [schip] ’ aangetroffen. De moeren van de wierkast zijn onder water vanaf de buitenzijde van het schip los te schroeven middels een moersleutel. De hoeveelheid aangetroffen en geteste cocaïne bleek, op basis van een berekening aan de hand van de geteste pakketten, ongeveer 146,9 kilogram te zijn.
Op 22 december 2022 omstreeks 20.45 uur ontmoetten zes personen, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] (hierna ook te noemen: verdachten), elkaar op de afgelegen parkeerplaats De Kaloot te Borssele. Deze parkeerplaats bevindt zich in de nabijheid van de ligplaats van de ‘ [schip] ’. De zes verdachten blijken allemaal afkomstig te zijn uit Albanië. Ook kennen zij elkaar. [medeverdachte 4] heeft tweemaal verklaard dat hij alle aangehouden personen kent. De rechtbank houdt hem aan deze verklaring, nu het onwaarschijnlijk is dat zowel de tolk bij de rechter-commissaris als die bij de politie dit verkeerd zouden hebben vertaald, zoals door de verdediging is opgeworpen. Daarnaast wordt de verklaring van [medeverdachte 4] ondersteund door [medeverdachte 1] , die heeft aangegeven dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kent en via hen de anderen heeft leren kennen. Uit contactgegevens in de onderzochte telefoons is bovendien af te leiden dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gezamenlijke contacten hebben en dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op verschillende manieren met elkaar hebben gecommuniceerd.
Uit de navigatiegegevens in de telefoon van [medeverdachte 2] volgt dat hij en eventuele medepassagiers van de auto waarin hij reed bewust naar De Kaloot zijn gereden. Zij zijn daar dus niet toevallig terechtgekomen.
Bij de groep verdachten stonden drie auto’s geparkeerd, namelijk een Hyundai Santa Fe voorzien van een Belgisch kenteken, een Renault Clio met een Frans kenteken en een Mercedes C220 met een Duits kenteken. Onder de motorkap van de Renault Clio bleek (provisorisch) een baken te zijn geïnstalleerd. Een baken zou in deze situatie gebruikt kunnen worden om het transport van cocaïne in de Renault Clio te kunnen volgen. [medeverdachte 4] heeft verklaard in de Hyundai Santa Fe te hebben gereden, waarin twee complete duikuitrustingen en twee onderwaterscooters van het merk Seacraft zijn aangetroffen. Aan één van de twee duikpakken was een bahcosleutel bevestigd, die volgens de politie niet standaard tot een duikuitrusting behoort en geschikt is om de moeren van de onderhavige wierkast te openen. De scooters waren voorzien van de mogelijkheid om het navigatie- en bedieningsscherm af te dekken en de duiklampen waren geblindeerd, wat ook niet gangbaar of standaard is. [medeverdachte 4] heeft gezegd dat de spullen “van ons allemaal” waren. Verder is geconstateerd dat de Hyundai Santa Fe ook al een dag eerder in het havengebied van Vlissingen was gezien. Ook dit is bevestigd door [medeverdachte 1] die heeft verklaard dat hij die 21e december ook bij het water is geweest en de anderen ook.
Op camerabeelden is te zien dat de verdachten, behalve [medeverdachte 5] die even wegloopt, op enig moment actief naar de spullen op de achterbank en in de kofferbak van de Hyundai Santa Fe staan te kijken. Er worden spullen opgepakt en verplaatst, onder andere van de achterbank naar de kofferbak. Door één van de verdachten worden spullen uitgedeeld en/of ingenomen en er worden spullen in een zakje gestopt.
Op de telefoon van [verdachte] is een verwijderd bericht uit de database van de berichten app Signal gevonden. Dit bericht luidt (vertaald): “great qin 142 stuks [schip] 150 stuks”. Dit duidt op een directe link tussen de verdachten en de ‘ [schip] ’ met ongeveer 150 kilogram cocaïne aan boord.
Op het moment dat de zes personen op De Kaloot stonden, reed [medeverdachte 6] – eveneens met de Albanese nationaliteit – langs diezelfde parkeerplaats, komend uit een doodlopend stuk van de Europaweg-Zuid en werd hij door de politie gecontroleerd en aangehouden. In de Volkswagen Golf die [medeverdachte 6] bestuurde zijn door de politie zes lege sporttassen, een doos latex handschoenen, (naast twee andere telefoons) twee Nokia type 105 telefoons en enkele messen aangetroffen. Opmerkelijk is dat deze messen nog nieuw in de verpakking zaten. Omdat [medeverdachte 6] , ook afkomstig uit Albanië, zich op hetzelfde tijdstip op vrijwel dezelfde afgelegen plaats heeft begeven als de andere verdachten, gaat de rechtbank er van uit dat ook [medeverdachte 6] bij de groep hoort. Dit oordeel van de rechtbank is tevens gestoeld op de omstandigheid dat de goederen uit de Volkswagen Golf kunnen worden gebruikt ten behoeve van het uithalen en het vervoeren van drugs, dit soort goederen niet al bij de andere verdachten zijn aangetroffen en daarmee als completering van de uitrusting kunnen worden beschouwd. Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het aantal sporttassen correspondeert met het aantal bundels cocaïne dat is aangetroffen op de ‘ [schip] ’.
[medeverdachte 1] heeft verklaard een duikbrevet te hebben. Hij is een militair bij een speciaal getrainde eenheid van het Albanese leger en is opgeleid om onder moeilijke omstandigheden te duiken. Op de telefoon van [medeverdachte 1] werden berichten aangetroffen, waarin hij zijn baas, een commandant, op 18 december 2022 twee keer vrij vraagt om “wat werk” te kunnen doen. Tegenover zijn partner spreekt hij op 22 december 2022 in een WhatsApp-bericht over een training die hij die avond heeft en dat hij geen telefoon bij zich heeft. Dat sluit niet aan bij de verklaring van [medeverdachte 1] bij de politie dat hij vanuit Roemenië is gekomen om het wereldkampioenschap van Frankrijk te vieren en om duikuitrusting te testen. Verder heeft [medeverdachte 1] aangegeven dat ze in het donker moesten duiken om niet op te vallen. Ook hieruit kan worden begrepen dat er op 22 december 2022 iets heimelijks of illegaals stond te gebeuren waarover niet openlijk kon worden gesproken.
De politie heeft op camerabeelden gezien dat op de bewuste avond één van de verdachten iets op de parkeerplaats bij een hek neerlegde of verstopte. Ook is op de beelden rond dat moment en die plek nog een andere persoon te zien en dat iets door de lucht vliegt. Later troffen agenten vlakbij het hek een Google Pixel telefoon en een Nokia telefoon aan. De Nokia (type 105) stond nog aan, want het beeldschermpje daarvan lichtte op toen de politie deze telefoon vond. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de telefoons toebehoorden aan (één of meer) van de verdachten.
Op de Google Pixel telefoon stond het besturingssysteem GrapheneOS geïnstalleerd. Dit betreft een alternatief besturingssysteem dat is ontworpen om de privacy/anonimiteit zo goed als mogelijk te waarborgen en anoniem te kunnen communiceren. Volgens verbalisanten worden dergelijke telefoons veelvuldig in het criminele circuit gebruikt.
In de Nokia waren slechts drie contacten opgeslagen. Dit betreffen schuilnamen, namelijk A, A2 en Terreni (wat in het Albanees ‘terrein’ betekent). Van alle drie contacten werden op 22 december 2022 oproepen gemist. Mede gezien het geringe aantal contacten acht de rechtbank het aannemelijk dat deze Nokia als wegwerptelefoon is gebruikt voor een enkele klus.
Onder [medeverdachte 3] is een Samsung telefoon in beslag genomen, waarop de applicatie “Marinetraffic” geïnstalleerd was. Dit betreft een applicatie om informatie over zeeschepen, zoals de live-locaties, te achterhalen. Daarnaast was op de telefoon te zien dat er een handleiding was gedownload van een onderwaterscooter van het merk “Seacraft DPV”; hetzelfde merk als van de duikscooters in de Hyundai waarin [medeverdachte 4] reed.
Verder zijn diverse zoekvragen in de telefoon via de browser Chrome teruggevonden over duikkleding en een duikwinkel (op 15 en 21 december 2022), de watertemperatuur en het weer in Vlissingen (op 22 december 2022) en verschillende locaties in de haven Vlissingen-Oost waaronder de Europaweg Zuid bij De Kaloot (op 22 december 2022).
De (verlengde) invoer van cocaïne
In artikel 2 onder A van de Opiumwet is bepaald dat het verboden is een middel als bedoeld in de bij die wet behorende Lijst I (waaronder cocaïne) binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Blijkens artikel 1 lid 4 van de Opiumwet wordt een extensieve interpretatie aangehouden van het begrip ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen’. Daaronder wordt onder meer verstaan elke op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling met betrekking tot die middelen die reeds binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht.
Volgens de Hoge Raadis het gereed staan om de cocaïne na de aankomst daarvan in Nederland te onderscheppen, zoals in deze zaak aan de orde is, een op de ontvangst gerichte handeling als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en betreft dit een voltooid delict.
Gezien de aangehaalde wetsartikelen en jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat in de deze zaak sprake is van verlengde invoer van cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat de cocaïne onder de ‘ [schip] ’ reeds binnen het grondgebied van Nederland is gebracht toen het schip de haven van Vlissingen binnen voer. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachten geen of in ieder geval geen aannemelijke verklaring hebben gegeven voor hun aanwezigheid op De Kaloot. Door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] is verklaard dat zij daar allemaal waren om de duikapparatuur te testen. Dit zou betekenen dat alle verdachten helemaal vanuit Albanië, althans het buitenland, naar een specifieke, afgelegen plek bij een Nederlandse haven zijn afgereisd om op een winterdag in de late avond in het donker, in de kou en regen, met z’n zevenen twee duikuitrustingen te gaan uitproberen. De rechtbank acht dat scenario in het licht van de gegeven feiten en omstandigheden niet geloofwaardig.
Gelet op de beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachten klaar stonden om de cocaïne uit het schip ‘ [schip] ’ te halen. Daarmee hebben verdachten handelingen verricht om de cocaïne, die betrekkelijk korte tijd tevoren door anderen met de ‘ [schip] ’ binnen Nederland was gebracht, vervolgens op het vaste land te brengen en vervolgens verder te vervoeren. Immers, verdachten hebben hun voorbereidingen getroffen en zijn naar Nederland afgereisd. Zij zijn vervolgens naar de De Kaloot gereden, uitgerust met de benodigde voertuigen, duikspullen, onderwaterscooters, gereedschap en overige materialen zoals sporttassen. [medeverdachte 1] was erbij en hij was in staat om ook onder moeilijke omstandigheden te duiken. Zij stonden op een relatief geringe afstand van de ‘ [schip] ’ klaar om snel bij het schip te kunnen komen en de cocaïne mee te nemen naar de vaste wal, c.q. daar in ontvangst te nemen en verder te vervoeren. Blijkens de bevindingen van de politie bestond er een drietal opties om vanuit De Kaloot of elders in de directe omgeving snel bij het schip te kunnen komen, zeker als er onderwaterscooters worden gebruikt.
Het kan niet anders zijn dat dat de verdachten hierover contact hebben gehad met een opdrachtgever of tussenpersoon die de cocaïne onder het schip heeft verstopt. De smokkel van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Nederland is een logistiek ingewikkelde operatie. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een dergelijke operatie verschillende schakels betrokken zijn. Elke schakel moet het proces met een volgende schakel afstemmen om de zeer waardevolle lading succesvol op de plaats van bestemming te kunnen krijgen. Uit het bericht in de telefoon van [verdachte] blijkt dat dit contact ook heeft plaatsgevonden.
De omstandigheid dat verdachten nog niet in het water waren gegaan en niet kan worden vastgesteld op welk tijdstip en op welke precieze plek zij dat daadwerkelijk zouden gaan doen, staat er niet aan in de weg dat sprake is van handelingen die waren gericht op de verlengde invoer. Het handelen van verdachten was immers een noodzakelijke stap om de cocaïne aan land te krijgen en daar feitelijk over te kunnen beschikken.
De rechtbank passeert hiermee het verweer dat er op enig vlak een te ver verwijderd verband aan de orde zou zijn. Ook verwerpt de rechtbank het verweer dat dit geval niet kan worden vergeleken met het geval in de door de officier van justitie genoemde arrest van de Hoge Raad. Immers, ook in deze zaak is sprake van concrete door verdachten verrichte (uitvoerings)handelingen waarover voorafgaand aan de invoer overleg en afstemming met mededaders moet zijn geweest.
Opzet en medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarin ligt besloten dat een verdachte het opzet heeft gehad op zowel de samenwerking als op het gronddelict. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Indien verdachten niets (willen) verklaren of ontkennen kan de wetenschap en daarmee het opzet op de gezamenlijke drugsinvoer eventueel met toepassing van een feit van algemene bekendheid of algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid.
Zo is het een feit van algemene bekendheid dat het logistieke traject rond de invoer van verdovende middelen per schip ingewikkeld is, omdat het smokkelen heimelijk en onopvallend moet plaatsvinden. Voor de verschillende voorbereidings- en uitvoeringshandelingen worden meerdere personen ingeschakeld, maar niet meer dan strikt noodzakelijk vanwege het clandestiene karakter van de operatie en de aanzienlijke straatwaarde die de drugs vertegenwoordigen. Dit brengt met zich mee dat deze betrokken personen wetenschap van de drugssmokkel moeten hebben om hun rol te kunnen vervullen en taken met elkaar af te stemmen. Dit impliceert opzet op de samenwerking tussen de betrokken personen en het gronddelict, de (verlengde) invoer van de drugs.
Nu in deze zaak door verdachten voornamelijk wordt gezwegen, de wetenschap over de drugsinvoer wordt ontkend, dan wel geen aannemelijke verklaring is gegeven die de redengevendheid van verschillende bewijsmiddelen ontzenuwt, kan hier naar het oordeel van de rechtbank op de omschreven wijze het opzet en het medeplegen voor de verdachten worden aangetoond.
Uit het samenstel van feiten en omstandigheden volgt dat er sprake is van afstemming, van een gezamenlijk plan gericht op de invoer van de cocaïne en van een bewuste en nauwe samenwerking bij de uitvoering van dat plan. Het gezamenlijke plan komt tot uitdrukking in het feit dat er onderling taken moeten zijn verdeeld, gezien onder meer het vooraf inwinnen van informatie over de haven en duikspullen door [medeverdachte 3] , het regelen/meenemen van (niet-standaard) duikuitrustingen en het materieel om de wierkast te openen door [medeverdachte 4] , het meenemen van tassen om de drugs verder in te vervoeren en “wegwerp” Nokia-telefoons om mee te kunnen communiceren door [medeverdachte 6] , het regelen en besturen van vier auto’s met verschillende buitenlandse kentekens door vier verdachten (waaronder [medeverdachte 5] ), de afspraak dat twee verdachten (onder andere [medeverdachte 1] ) zouden gaan duiken, het contact dat [verdachte] onderhield met de opdrachtgever of tussenpersoon over het schip en de hoeveelheid cocaïne die uitgehaald zou moeten worden en het overleg tussen alle verdachten op De Kaloot. Voor wat betreft de uitvoering van het plan hecht de rechtbank in het bijzonder waarde aan het feit dat alle verdachten samen met alle voornoemde spullen op (dan wel in de buurt van) De Kaloot aanwezig waren ten tijde de aanhouding. Dit duidt er op dat het de bedoeling was dat op dat moment de cocaïne uit de wierkast van het schip gehaald zou worden en verder vervoerd zou gaan worden. Indien slechts sprake was van een test, of een verkenning, zoals [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] verklaren, was het niet noodzakelijk geweest om samen te komen met zeven personen, vier auto’s en de benodigde sporttassen. Bovendien is gebleken dat een dag eerder ook al een bezoek aan het haventerrein heeft plaatsgevonden.
In dit verband is het volgens vaste jurisprudentie voor medeplegen niet vereist dat de deelnemers eenzelfde rol hebben vervuld ofwel gelijksoortige handelingen hebben verricht tijdens de uitvoering van het delict of op de hoogte zijn geweest van elkaars specifieke gedragingen. Zo maakt het in deze zaak niet uit of een verdachte heeft moeten duiken, één van de auto’s heeft moeten besturen of de sporttassen een aantal “wegwerp” Nokia-telefoons heeft moeten meenemen. Het accent ligt niet op de feitelijke gedragingen maar op de samenwerking. De rechtbank acht tegen deze achtergrond de bijdragen van alle verdachten aan zowel het gezamenlijk plan als aan de gezamenlijke uitvoering daarvan van voldoende gewicht.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat bij [verdachte] de wetenschap over de drugs zou ontbreken. De rechtbank heeft daartoe in ogenschouw genomen dat [verdachte] (eerst) ter zitting heeft verklaard dat hij de opdracht heeft gekregen om in Nederland een klus te doen. Anderen zouden gaan duiken. Details over de klus kreeg hij niet, “het was meer oppervlakkig”. Zijn rol zou zijn om te rapporteren over de werkzaamheden van de anderen en daarvoor zou hij 2.000 euro ontvangen. Dit is op zijn minst genomen een bijzondere, geheimzinnige gang van zaken die noopt tot het stellen van vragen. Door onder deze omstandigheden geen navraag of nader onderzoek te doen en hier gewoonweg in mee te gaan, heeft [verdachte] zich bewust bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij betrokken zou raken bij een uithaalactie van drugs, cocaïne. Dit betekent dat er tenminste sprake zou zijn van voorwaardelijk opzet. Het is in dit verband lastig te bedenken wat [verdachte] anders zou moeten gaan doen in een haven met zeeschepen in de winter in de late avond voor een dergelijk geldbedrag. Te meer nu algemeen bekend is dat met name cocaïne via zeeschepen Nederland wordt binnengesmokkeld. Dat hij wellicht een andere rol zou hebben dan bijvoorbeeld de duikers maakt hier geen verschil. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen gaat de rechtbank echter niet uit van voorwaardelijk opzet, maar van vol opzet.
Dat [verdachte] het bericht over de ‘ [schip] ’ niet heeft gelezen, acht de rechtbank onaannemelijk. Gelet op de organisatie, alle zaken die vooraf al (door medeverdachten) zijn geregeld en het gegeven dat [verdachte] zelf heeft verklaard dat het zijn rol was om anderen (de opdrachtgevers) te informeren, is het niet logisch dat [verdachte] de telefoon pas op het laatste moment in handen heeft gekregen en de berichten daarop niet heeft gelezen. Het valt op dat [verdachte] pas tijdens de inhoudelijke behandeling op zitting zijn verklaring over de telefoon heeft afgelegd. Het ziet er naar uit dat hij hiermee belangrijk belastend bewijs – het bericht op deze telefoon ‒ heeft willen ontkrachten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De rechtbank komt dan ook, anders dan de verdediging, tot de conclusie dat sprake is van opzet en medeplegen op basis van de hiervoor genoemde feiten van algemene bekendheid en samenstel van feiten en omstandigheden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen met anderen opzettelijk ongeveer 146,9 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.