ECLI:NL:RBZWB:2023:6754

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
02/334814-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne onder een schip in de haven van Vlissingen

Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zeven verdachten, waaronder [verdachte], die beschuldigd werden van het medeplegen van de verlengde invoer van bijna 150 kilogram cocaïne. De cocaïne was verborgen onder een schip in de haven van Vlissingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 22 december 2022 op een parkeerplaats in de nabijheid van het schip bijeenkwamen met de intentie om de cocaïne te bemachtigen. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd dat de verdachten zich voorbereidden op de invoer, waaronder het gebruik van duikuitrustingen en voertuigen. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor opzet en medeplegen, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking en dat de verdachten zich bewust waren van hun rol in de drugssmokkel. Uiteindelijk werd [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak en de georganiseerde aard van de drugshandel, en dat de verdachten een onmisbare schakel waren in de internationale drugssmokkel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/334814-22
vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland of het buitenland
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C. Wiegant, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 29 september 2023.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met anderen ongeveer 146,9 kilogram cocaïne heeft ingevoerd, vervoerd of in elk geval aanwezig heeft gehad, dan wel een poging daartoe heeft gedaan, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe heeft verricht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit, het medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 146,9 kilogram cocaïne, wettig en overtuigend bewezen. Naar zijn mening is sprake van verlengde invoer omdat de cocaïne is aangetroffen onder het schip, de ‘ [naam schip] ’, dat in de haven van Vlissingen lag en zich dus op Nederlands grondgebied bevond.
Hij baseert het bewijs met name op de bevindingen van de politie over de aangetroffen personen, voertuigen en goederen bij parkeerplaats De Kaloot, de onderzoeken naar de inhoud van de telefoons van de verdachten, de bevindingen van het Douaneduikteam over de aangetroffen cocaïne onder de ‘ [naam schip] ’, het nadere onderzoek en de tests van de cocaïne, dit alles met inachtneming van de omstandigheden ter plaatse die blijken uit het weerbericht van 22 december 2022 en het overzicht van de hoog- en laagwaterstanden en tijdstippen in 2022 te Vlissingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit en heeft daarom verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Volgens de verdediging kan het opzet en het medeplegen niet worden bewezen. Verdachte (hierna ook: [verdachte] ) heeft ter zitting verklaard dat het de bedoeling was dat hij als duiker iets uit het water moest halen, maar dat hij niet wist dat het om cocaïne zou gaan. De verdediging wijst op de mogelijkheid dat het ook om een ander goed of een ander soort drug kan zijn gegaan. Bovendien is er volgens de verdediging geen bewijs dat verdachte de boodschap in de telefoon van [medeverdachte 1] heeft gelezen.
Niet wordt betwist dat de cocaïne is ingevoerd, maar ten aanzien van [verdachte] kan (de poging tot) (verlengde) invoer niet worden bewezen, omdat er sprake is van een te ver verwijderd verband qua tijd, plaats en handelingen. De tijd betreft het moment tussen de aanwezigheid van verdachte op De Kaloot en het moment dat het schip met de cocaïne in de haven is aangekomen. De plaats betreft de locatie van De Kaloot ten opzichte van de locatie van de ‘ [naam schip] ’. En ten aanzien van de handelingen, stelt de verdediging dat er geen handelingen zijn verricht door verdachte of de medeverdachten voorafgaand aan de invoer. Om deze reden is dit geval ook niet vergelijkbaar met de situatie in het door de officier van justitie genoemde arrest van de Hoge Raad van 21 november 2006 (NJ 2006/647).
Met betrekking tot de poging tot invoer en de voorbereidingshandelingen is een beroep gedaan op vrijwillige terugtred. Op De Kaloot hebben verdachten besproken dat ze niet meer zouden gaan duiken. Verdachte vond het te onveilig. De kofferbak van de Hyundai Santa Fe met de duikspullen werd om die reden dicht gedaan. Verdachten hebben echter de kans niet meer gehad om terug naar huis te rijden, omdat de politie toen al arriveerde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten en omstandigheden
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De bulkcarrier ‘ [naam schip] ’ afkomstig uit Brazilië lag van 14 december 2022 tot 29 december 2022 in de Scaldiahaven te Nieuwdorp (Vlissingen-Oost). Op 23 december 2023 werden door een duikploeg van de Douane zes bundels cocaïne in de wierkast van de ‘ [naam schip] ’ aangetroffen. De moeren van de wierkast zijn onder water vanaf de buitenzijde van het schip los te schroeven middels een moersleutel. De hoeveelheid aangetroffen en geteste cocaïne bleek, op basis van een berekening aan de hand van de geteste pakketten, ongeveer 146,9 kilogram te zijn.
Op 22 december 2022 omstreeks 20.45 uur ontmoetten zes personen, [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] (hierna ook te noemen: verdachten), elkaar op de afgelegen parkeerplaats De Kaloot te Borssele. Deze parkeerplaats bevindt zich in de nabijheid van de ligplaats van de ‘ [naam schip] ’. De zes verdachten blijken allemaal afkomstig te zijn uit Albanië. Ook kennen zij elkaar. [medeverdachte 4] heeft tweemaal verklaard dat hij alle aangehouden personen kent. Daarnaast wordt de verklaring van [medeverdachte 4] ondersteund door [verdachte] , die heeft aangegeven dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kent en via hen de anderen heeft leren kennen. Uit contactgegevens in de onderzochte telefoons is bovendien af te leiden dat [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gezamenlijke contacten hebben en dat [medeverdachte 3] en [verdachte] op verschillende manieren met elkaar hebben gecommuniceerd.
Uit de navigatiegegevens in de telefoon van [medeverdachte 2] volgt dat hij en eventuele medepassagiers van de auto waarin hij reed bewust naar De Kaloot zijn gereden. Zij zijn daar dus niet toevallig terechtgekomen.
Bij de groep verdachten stonden drie auto’s geparkeerd, namelijk een Hyundai Santa Fe voorzien van een Belgisch kenteken, een Renault Clio met een Frans kenteken en een Mercedes C220 met een Duits kenteken. Onder de motorkap van de Renault Clio bleek (provisorisch) een baken te zijn geïnstalleerd. Een baken zou in deze situatie gebruikt kunnen worden om het transport van cocaïne in de Renault Clio te kunnen volgen. [medeverdachte 4] heeft verklaard in de Hyundai Santa Fe te hebben gereden, waarin twee complete duikuitrustingen en twee onderwaterscooters van het merk Seacraft zijn aangetroffen. Aan één van de twee duikpakken was een bahcosleutel bevestigd, die volgens de politie niet standaard tot een duikuitrusting behoort en geschikt is om de moeren van de onderhavige wierkast te openen. De scooters waren voorzien van de mogelijkheid om het navigatie- en bedieningsscherm af te dekken en de duiklampen waren geblindeerd, wat ook niet gangbaar of standaard is. [medeverdachte 4] heeft gezegd dat de spullen “van ons allemaal” waren. Verder is geconstateerd dat de Hyundai Santa Fe ook al een dag eerder in het havengebied van Vlissingen was gezien. Ook dit is bevestigd door [verdachte] die heeft verklaard dat hij die 21e december ook bij het water is geweest en de anderen ook.
Op camerabeelden is te zien dat de verdachten, behalve [medeverdachte 5] die even wegloopt, op enig moment actief naar de spullen op de achterbank en in de kofferbak van de Hyundai Santa Fe staan te kijken. Er worden spullen opgepakt en verplaatst, onder andere van de achterbank naar de kofferbak. Door één van de verdachten worden spullen uitgedeeld en/of ingenomen en er worden spullen in een zakje gestopt.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een verwijderd bericht uit de database van de berichten app Signal gevonden. Dit bericht luidt (vertaald): “great qin 142 stuks [naam schip] 150 stuks”. Dit duidt op een directe link tussen de verdachten en de ‘ [naam schip] ’ met ongeveer 150 kilogram cocaïne aan boord.
Op het moment dat de zes personen op De Kaloot stonden, reed [medeverdachte 6] – eveneens met de Albanese nationaliteit – langs diezelfde parkeerplaats, komend uit een doodlopend stuk van de Europaweg-Zuid en werd hij door de politie gecontroleerd en aangehouden. In de Volkswagen Golf die [medeverdachte 6] bestuurde zijn door de politie zes lege sporttassen, een doos latex handschoenen, (naast twee andere telefoons) twee Nokia type 105 telefoons en enkele messen aangetroffen. Opmerkelijk is dat deze messen nog nieuw in de verpakking zaten. Omdat [medeverdachte 6] , ook afkomstig uit Albanië, zich op hetzelfde tijdstip op vrijwel dezelfde afgelegen plaats heeft begeven als de andere verdachten, gaat de rechtbank er van uit dat ook [medeverdachte 6] bij de groep hoort. Dit oordeel van de rechtbank is tevens gestoeld op de omstandigheid dat de goederen uit de Volkswagen Golf kunnen worden gebruikt ten behoeve van het uithalen en het vervoeren van drugs, dit soort goederen niet al bij de andere verdachten zijn aangetroffen en daarmee als completering van de uitrusting kunnen worden beschouwd. Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het aantal sporttassen correspondeert met het aantal bundels cocaïne dat is aangetroffen op de ‘ [naam schip] ’.
[verdachte] heeft verklaard een duikbrevet te hebben. Hij is een militair bij een speciaal getrainde eenheid van het Albanese leger en is opgeleid om onder moeilijke omstandigheden te duiken. Op de telefoon van [verdachte] werden berichten aangetroffen, waarin hij zijn baas, een commandant, op 18 december 2022 twee keer vrij vraagt om “wat werk” te kunnen doen. Tegenover zijn partner spreekt hij op 22 december 2022 in een WhatsApp-bericht over een training die hij die avond heeft en dat hij geen telefoon bij zich heeft. Dat sluit niet aan bij de verklaring van [verdachte] bij de politie dat hij vanuit Roemenië is gekomen om het wereldkampioenschap van Frankrijk te vieren en om duikuitrusting te testen. Verder heeft [verdachte] aangegeven dat ze in het donker moesten duiken om niet op te vallen. Ook hieruit kan worden begrepen dat er op 22 december 2022 iets heimelijks of illegaals stond te gebeuren waarover niet openlijk kon worden gesproken.
Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] hierheen is gekomen en samen met [medeverdachte 3] zou gaan duiken. Hij zou iets uit het water moeten halen met het duiken. [medeverdachte 1] kent hij via de persoon die hem gevraagd heeft hierheen te komen.
De politie heeft op camerabeelden gezien dat op de bewuste avond één van de verdachten uit de groep iets op de parkeerplaats bij een hek neerlegde of verstopte. Later troffen agenten vlakbij het hek een Google Pixel telefoon en een Nokia telefoon aan. De Nokia stond nog aan, want het beeldschermpje daarvan lichtte op toen de politie deze telefoon vond. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de telefoons toebehoorden aan één of meer verdachten.
Op de Google Pixel telefoon stond het besturingssysteem GrapheneOS geïnstalleerd. Dit betreft een alternatief besturingssysteem dat is ontworpen om de privacy/anonimiteit zo goed als mogelijk te waarborgen en anoniem te kunnen communiceren. Volgens verbalisanten worden dergelijke telefoons veelvuldig in het criminele circuit gebruikt.
In de Nokia waren slechts drie contacten opgeslagen die een schuilnaam impliceerden, namelijk aangeduid als A, A2 en Terreni (wat in het Albanees ‘terrein’ betekent). Van alle drie contacten werden op 22 december 2022 oproepen gemist. Gezien het geringe aantal contacten is het niet ondenkbaar dat deze Nokia als wegwerptelefoon is gebruikt voor een enkele klus.
Onder [medeverdachte 3] werd een Samsung telefoon in beslag genomen, waarop de applicatie “Marinetraffic” geïnstalleerd was. Dit betreft kennelijk een applicatie om informatie over zeeschepen, zoals de live-locaties, te achterhalen. Daarnaast was op de telefoon te zien dat er een handleiding was gedownload van een onderwaterscooter van het merk “Seacraft DPV”; hetzelfde merk als van de duikscooters in de Hyundai van [medeverdachte 4] .
Verder zijn diverse zoekvragen in de telefoon via de browser Chrome teruggevonden over duikkleding en een duikwinkel (op 15 en 21 december 2022), de watertemperatuur en het weer in Vlissingen (op 22 december 2022) en verschillende locaties in de haven Vlissingen-Oost waaronder de Europaweg Zuid bij De Kaloot (op 22 december 2022).
De (verlengde) invoer van cocaïne
In artikel 2 onder A van de Opiumwet is bepaald dat het verboden is een middel als bedoeld in de bij die wet behorende Lijst I (waaronder cocaïne) binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Blijkens artikel 1 lid 4 van de Opiumwet wordt een extensieve interpretatie aangehouden van het begrip ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen’. Daaronder wordt onder meer verstaan elke op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling met betrekking tot die middelen die reeds binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht.
Volgens de Hoge Raad [1] is het gereed staan om de cocaïne na de aankomst daarvan in Nederland te onderscheppen, zoals in deze zaak aan de orde is, een op de ontvangst gerichte handeling als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en betreft dit een voltooid delict.
Gezien de aangehaalde wetsartikelen en jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat in de deze zaak sprake is van verlengde invoer van cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat de cocaïne onder de ‘ [naam schip] ’ reeds binnen het grondgebied van Nederland is gebracht toen het schip de haven van Vlissingen binnen voer. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachten geen of in ieder geval geen aannemelijke verklaring hebben gegeven voor hun aanwezigheid op De Kaloot. Door [medeverdachte 4] en [verdachte] is verklaard dat zij daar allemaal waren om de duikapparatuur te testen. Dit zou betekenen dat alle verdachten helemaal vanuit Albanië, althans het buitenland, naar een specifieke, afgelegen plek bij een Nederlandse haven zijn afgereisd om op een winterdag in de late avond in het donker, in de kou en regen, met z’n zevenen twee duikuitrustingen te gaan uitproberen. De rechtbank acht dat scenario in het licht van de gegeven feiten en omstandigheden niet geloofwaardig.
Gelet op de beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachten klaar stonden om de cocaïne uit het schip ‘ [naam schip] ’ te halen. Daarmee hebben verdachten handelingen verricht om de cocaïne, die betrekkelijk korte tijd tevoren door anderen met de ‘ [naam schip] ’ binnen Nederland was gebracht, vervolgens op het vaste land te brengen en vervolgens verder te vervoeren. Immers, verdachten hebben hun voorbereidingen getroffen en zijn naar Nederland afgereisd. Zij zijn vervolgens naar de De Kaloot gereden, uitgerust met de benodigde voertuigen, duikspullen, onderwaterscooters, gereedschap en overige materialen zoals sporttassen. [verdachte] was erbij en hij was in staat om ook onder moeilijke omstandigheden te duiken. Zij stonden op een relatief geringe afstand van de ‘ [naam schip] ’ klaar om snel bij het schip te kunnen komen en de cocaïne mee te nemen naar de vaste wal, c.q. daar in ontvangst te nemen en verder te vervoeren. Blijkens de bevindingen van de politie bestond er een drietal opties om vanuit De Kaloot of elders in de directe omgeving snel bij het schip te kunnen komen, zeker als er onderwaterscooters worden gebruikt.
Het kan niet anders zijn dat dat de verdachten hierover contact hebben gehad met een opdrachtgever of tussenpersoon die de cocaïne onder het schip heeft verstopt. De smokkel van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Nederland is een logistiek ingewikkelde operatie. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een dergelijke operatie verschillende schakels betrokken zijn. Elke schakel moet het proces met een volgende schakel afstemmen om de zeer waardevolle lading succesvol op de plaats van bestemming te kunnen krijgen. Uit het bericht in de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat dit contact ook heeft plaatsgevonden.
De omstandigheid dat verdachten nog niet in het water waren gegaan en niet kan worden vastgesteld op welk tijdstip en op welke precieze plek zij dat daadwerkelijk zouden gaan doen, staat er niet aan in de weg dat sprake is van handelingen die waren gericht op de verlengde invoer. Het handelen van verdachten was immers een noodzakelijke stap om de cocaïne aan land te krijgen en daar feitelijk over te kunnen beschikken.
De rechtbank passeert hiermee het verweer dat er op enig vlak een te ver verwijderd verband aan de orde zou zijn. Ook verwerpt de rechtbank het verweer dat dit geval niet kan worden vergeleken met het geval in de door de officier van justitie genoemde arrest van de Hoge Raad. Immers, ook in deze zaak is sprake van concrete door verdachten verrichte (uitvoerings)handelingen waarover voorafgaand aan de invoer overleg en afstemming met mededaders moet zijn geweest.
Opzet en medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarin ligt besloten dat een verdachte het opzet heeft gehad op zowel de samenwerking als op het gronddelict. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Indien verdachten niets (willen) verklaren of ontkennen kan de wetenschap en daarmee het opzet op de gezamenlijke drugsinvoer eventueel met toepassing van een feit van algemene bekendheid of algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid.
Zo is het een feit van algemene bekendheid dat het logistieke traject rond de invoer van verdovende middelen per schip ingewikkeld is, omdat het smokkelen heimelijk en onopvallend moet plaatsvinden. Voor de verschillende voorbereidings- en uitvoeringshandelingen worden meerdere personen ingeschakeld, maar niet meer dan strikt noodzakelijk vanwege het clandestiene karakter van de operatie en de aanzienlijke straatwaarde die de drugs vertegenwoordigen. Dit brengt met zich mee dat deze betrokken personen wetenschap van de drugssmokkel moeten hebben om hun rol te kunnen vervullen en taken met elkaar af te stemmen. Dit impliceert opzet op de samenwerking tussen de betrokken personen en het gronddelict, de (verlengde) invoer van de drugs.
Nu in deze zaak door verdachten voornamelijk wordt gezwegen, de wetenschap over de drugsinvoer wordt ontkend, dan wel geen aannemelijke verklaring is gegeven die de redengevendheid van verschillende bewijsmiddelen ontzenuwt, kan hier naar het oordeel van de rechtbank op de omschreven wijze het opzet en het medeplegen voor de verdachten worden aangetoond.
Uit het samenstel van feiten en omstandigheden volgt dat er sprake is van afstemming, van een gezamenlijk plan gericht op de invoer van de cocaïne en van een bewuste en nauwe samenwerking bij de uitvoering van dat plan. Het gezamenlijke plan komt tot uitdrukking in het feit dat er onderling taken moeten zijn verdeeld, gezien onder meer het vooraf inwinnen van informatie over de haven en duikspullen door [medeverdachte 3] , het regelen/meenemen van (niet-standaard) duikuitrustingen en het materieel om de wierkast te openen door [medeverdachte 4] , het meenemen van tassen om de drugs verder in te vervoeren en “wegwerp” Nokia-telefoons om mee te kunnen communiceren door [medeverdachte 6] , het regelen en besturen van vier auto’s met verschillende buitenlandse kentekens door vier verdachten (waaronder [medeverdachte 5] ), de afspraak dat twee verdachten (onder andere [verdachte] ) zouden gaan duiken, het contact dat [medeverdachte 1] onderhield met de opdrachtgever of tussenpersoon over het schip en de hoeveelheid cocaïne die uitgehaald zou moeten worden en het overleg tussen alle verdachten op De Kaloot. Voor wat betreft de uitvoering van het plan hecht de rechtbank in het bijzonder waarde aan het feit dat alle verdachten samen met alle voornoemde spullen op (dan wel in de buurt van) De Kaloot aanwezig waren ten tijde de aanhouding. Dit duidt er op dat het de bedoeling was dat op dat moment de cocaïne uit de wierkast van het schip gehaald zou worden en verder vervoerd zou gaan worden. Indien slechts sprake was van een test, of een verkenning, zoals [medeverdachte 4] en [verdachte] verklaren, was het niet noodzakelijk geweest om samen te komen met zeven personen, vier auto’s en de benodigde sporttassen. Bovendien is gebleken dat een dag eerder ook al een bezoek aan het haventerrein heeft plaatsgevonden.
In dit verband is het volgens vaste jurisprudentie voor medeplegen niet vereist dat de deelnemers eenzelfde rol hebben vervuld ofwel gelijksoortige handelingen hebben verricht tijdens de uitvoering van het delict of op de hoogte zijn geweest van elkaars specifieke gedragingen. Zo maakt het in deze zaak niet uit of een verdachte heeft moeten duiken, één van de auto’s heeft moeten besturen of de sporttassen een aantal “wegwerp” Nokia-telefoons heeft moeten meenemen. Het accent ligt niet op de feitelijke gedragingen maar op de samenwerking. De rechtbank acht tegen deze achtergrond de bijdragen van alle verdachten aan zowel het gezamenlijk plan als aan de gezamenlijke uitvoering daarvan van voldoende gewicht.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat bij [verdachte] de wetenschap over de cocaïne zou ontbreken. De rechtbank heeft daartoe in ogenschouw genomen dat [verdachte] volgens zijn eigen zeggen de opdracht heeft gekregen om in het donker iets te gaan opduiken “om niet op te vallen”. Ter zitting heeft hij weliswaar ontkend dit te hebben gezegd, de tolk zou het verkeerd vertaald hebben, maar dat acht de rechtbank onwaarschijnlijk. Verdachte heeft volgens het proces-verbaal van het verhoor dit verklaard en bij navraag waarom ze niet moesten opvallen ook een reden daarvoor gegeven. De rechtbank houdt verdachte dan ook aan zijn verklaring zoals die uit het proces-verbaal blijkt. Ter zitting heeft hij ook verklaard dat hij nadere informatie op een later moment zou ontvangen, net voordat hij in het water zou gaan. Als beloning zou hij 5.000 euro krijgen. Dit wijst op activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen, criminele activiteiten dus. Door onder deze omstandigheden, waarbij hij na navraag ook geen antwoorden kreeg, maar hier toch gewoonweg in meeging, heeft [verdachte] zich bewust bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij drugs bij een schip zou moeten opduiken. De kans dat deze drugs cocaïne zou betreffen is aanmerkelijk. Dit betekent dat er tenminste sprake zou zijn van voorwaardelijk opzet. Het is lastig te bedenken wat [verdachte] anders van onder een schip zou moeten opduiken dan drugs in een haven met zeeschepen in de winter in de late avond voor een dergelijk geldbedrag. Te meer nu algemeen bekend is dat met name cocaïne via zeeschepen Nederland wordt binnengesmokkeld. Zo’n ingewikkelde duikoperatie moet goed worden voorbereid, waarbij allerlei details een rol spelen. Bij deze voorbereiding moet [verdachte] als degene die zou gaan duiken betrokken zijn geweest. Hij moet alle details hebben geweten en moet er ook van op de hoogte zijn geweest dat er cocaïne onder het schip vandaan gehaald moest worden. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen gaat de rechtbank echter niet uit van voorwaardelijk opzet, maar van vol opzet. Uit deze overwegingen volgt tevens dat de omstandigheid dat er geen bewijs is dat [verdachte] het bericht in de telefoon [medeverdachte 1] heeft gelezen, niet relevant is. Zij passeert het verweer van de verdediging.
De rechtbank komt dan ook, anders dan de verdediging, tot de conclusie dat sprake is van opzet en medeplegen op basis van de hiervoor genoemde feiten van algemene bekendheid en samenstel van feiten en omstandigheden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen met anderen opzettelijk ongeveer 146,9 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:
op 22 december 2022 te Borssele en Nieuwdorp, gemeente Borsele,
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 146,9 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van voorarrest, met name rekening houdend met de ernst van het feit en de professionaliteit van de drugssmokkel. Daarnaast moet naar de mening van de officier van justitie een krachtig signaal uitgaan naar verdachte en anderen die vanuit het buitenland naar Nederland komen om op een makkelijke manier veel geld te verdienen en daarvoor strafbare feiten plegen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf van maximaal twee jaar op te leggen. Daarnaast is gevraagd de problematiek aangaande de dienstbetrekking van verdachte in het Albanese leger in ogenschouw te nemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zes andere personen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 146,9 kilogram cocaïne. Deze cocaïne zat verborgen in de wierkast van een zeeschip afkomstig uit Brazilië, dat in de haven van Vlissingen-Oost lag. Verdachte en de medeverdachten stonden gereed om de cocaïne met behulp van duikuitrustingen, gereedschap en onderwaterscooters uit het schip te halen, maar konden nog tijdig in de kraag worden gevat door de politie. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan.
Er is weinig informatie bekend geworden over de rol die de verdachten in de onderlinge samenwerking hebben gehad. Het is dus ook niet duidelijk of de ene verdachte daarin een grotere rol heeft gehad dan een andere verdachte. Voor hun rol worden zij daarom ook allemaal (in beginsel) gelijk bestraft. Verdachten worden in elk geval niet als een kopstuk; als ‘de grote vis’ aangemerkt aangezien het dossier daar geen aanwijzingen voor biedt. Hun rol is naar het zich met de beperkt beschikbare informatie laat aanzien enigszins vergelijkbaar met die van uithalers. Echter, anders dan de jonge uithalers in de Rotterdamse haven, waarnaar de verdediging verwijst, die voor een gering bedrag worden geronseld om drugs uit containers te halen, is hier sprake van een zeer professioneel georganiseerde bende die speciaal naar Nederland lijkt te zijn gekomen om met behulp van geavanceerde, dure duikuitrustingen en met een goed opgeleide duiker cocaïne van onder een schip te halen. Dit is reden om niet zonder meer aan te sluiten bij de straffen die aan Rotterdamse uithalers worden opgelegd.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn allen een onmisbare schakel geweest in de internationale transport- en distributieketen van cocaïne. Dit is een wereld van georganiseerde ondermijnende criminaliteit en maatschappelijke ontwrichting, waarin intimidatie, excessief geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit aan de orde van de dag zijn. Verder leveren harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op. Deze drugs kunnen hun leven gaan beheersen en er uiteindelijk toe leiden dat zij hun leven totaal vergooien. De samenleving ziet zich ook veelvuldig geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te bekostigen.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij deze negatieve effecten voor anderen en heeft kennelijk alleen zijn eigen financieel voordeel voor ogen gehad.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn daad in het geheel niet heeft genomen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover deze tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Tevens heeft zij acht geslagen op zijn blanco Nederlandse strafblad.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat met de op te leggen straf een afschrikwekkend signaal moet worden afgegeven, zodat verdachte en anderen worden ontmoedigd om zich (wederom) in te laten met drugsgerelateerde feiten en hiervan een verdienmodel te maken.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende, strafrechtelijke reactie is. Zij heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Op basis daarvan komt de rechtbank op een beduidend lagere straf uit dan door de officier van justitie is gevorderd.
De mate van professionaliteit en georganiseerdheid van de drugssmokkel merkt de rechtbank aan als strafverhogende omstandigheid.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank begrijpt dat de veroordeling en de detentie voor verdachte als beroepsmilitair verstrekkende gevolgen kan hebben. Hij kan zijn baan kwijtraken. Kennelijk is in Albanië hieromtrent een proces in gang gezet, waarvan de uitkomst nog niet bekend is. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om strafkorting toe te passen als zij deze persoonlijke omstandigheid afzet tegen de ernst van het feit. Verdachte had deze consequenties kunnen en moeten bedenken voordat hij ermee instemde om naar Nederland te gaan om drugs op te duiken en (verder) in te voeren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte (voor zover hij daarvoor in aanmerking komt) voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
- een geldbedrag van 480 euro (goednummer 2539841);
- een Poco telefoon (goednummer 2539843).

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A,
van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder 7.1 inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geldbedrag van 480 euro (goednummer 2539841) en een Poco telefoon (goednummer 2539843).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 september 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.