ECLI:NL:RBZWB:2023:6666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
BRE 22/5706
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2023, wordt beslist over de beroepen van de belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, welke dateren van 18 juli 2022. De beroepen hebben betrekking op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 en 2013. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat deze te laat zijn ingediend. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt uit dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, beginnend op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 29 augustus 2022. De belanghebbende heeft zijn beroepschrift echter pas op 8 december 2022 op de post gedaan, wat na de termijn is. De rechtbank wijst erop dat het risico van verzending voor rekening van de verzender komt en dat de belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat het beroepschrift eerder op de post is gedaan.

De rechtbank concludeert dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. Daarom verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/5706 en 22/5707

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 18 juli 2022. De beroepen zien op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 en 2013 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] H.27.02. en [aanslagnummer 2] H.37.02.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat ze te laat zijn ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de beroepstermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 18 juli 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 29 augustus 2022.
4.1.
Belanghebbende heeft zijn beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat zijn beroepschrift op 8 december 2022 op de post zijn gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift eerder op de post is gedaan. Dat is later dan de tweede werkdag na afloop van de beroepstermijn.
4.2.
Belanghebbende voert aan dat hij zijn beroepschrift met dagtekening 22 juli 2022 op dezelfde dag ter post heeft bezorgd. Met verwijzing naar andere postzendingen trekt belanghebbende de postverzorging van PostNL in twijfel.
5. Belanghebbende heeft geen bewijs overgelegd dat hij zijn beroepschrift op 22 juli 2022 ter post heeft bezorgd. Het risico van verzending komt voor rekening van de verzender. Zijn beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden aangevoerd waaruit blijkt dat hij gedurende de beroepstermijn niet in staat was tijdig beroep in te dienen. Van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakt is dus niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 16c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.