ECLI:NL:RBZWB:2023:6663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
BRE 22/4850
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende uit Italië en de ontvanger van de belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na het intrekken van een beroep tegen een besluit van de ontvanger, die kosten van aanmaning in rekening had gebracht voor de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. De ontvanger had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. Na een compromis te hebben bereikt, trok de belanghebbende het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de ontvanger in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De ontvanger stelde dat er geen afspraken waren gemaakt over een proceskostenvergoeding en dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat, hoewel de ontvanger tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende, er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De belanghebbende had tijdens de bezwaarfase geen verzoek om vergoeding van proceskosten ingediend, en de kosten die de belanghebbende had gemaakt voor juridische advisering kwamen niet voor vergoeding in aanmerking.

De rechtbank concludeerde dat alleen kosten die zijn gemaakt door een juridisch adviseur die namens de belanghebbende bezwaar maakt of beroep instelt, voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar merkte op dat de ontvanger wel verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4850

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , Italië, belanghebbende,

(gemachtigde: mr. F. Moek),
en

De ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Procesverloop

Met dagtekening 19 november 2022 heeft de ontvanger kosten van aanmaning in rekening gebracht inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017 met [aanslagnummer] N7601. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingesteld.
Met dagtekening 27 juni 2022 heeft de ontvanger het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve beoordeeld. Belanghebbende heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 19 december 2022 heeft de ontvanger meegedeeld dat er een compromis is bereikt.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de ontvanger te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de ontvanger in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De ontvanger heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen afspraken overeengekomen zijn over het toekennen van een proceskostenvergoeding. De ontvanger merkt op dat er geen sprake is van beroepsmatige rechtsbijstandverlening en verwijst daarvoor naar een andere procedure van belanghebbende met zaaknummer BRE 19/3543 waarin de rechtbank reeds uitspraak heeft gedaan.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de ontvanger tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
De ontvanger is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Gelet op de stukken en de verwijzing naar de uitspraak in de procedure BRE 19/3543 is het niet aannemelijk dat het beroepschrift is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook is verder niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb. Belanghebbende stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor juridische advisering en dat hij daarna zelf bezwaar heeft gemaakt en beroep heeft ingesteld. Dat soort kosten komt niet voor vergoeding in aanmerking. Alleen als de juridisch adviseur namens belanghebbende bezwaar maakt en/of beroep instelt, kan die activiteit voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank wijst erop dat de ontvanger op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de ontvanger moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.