ECLI:NL:RBZWB:2023:6657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9078 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhavingskwestie

Op 22 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek. Verzoekster, woonachtig in een appartementencomplex, had bezwaar gemaakt tegen het gebruik van een perceel door een derde partij, die volgens haar in strijd met het bestemmingsplan als sportschool werd gebruikt. Het college van burgemeester en wethouders van Breda had het handhavingsverzoek afgewezen, na een controle door een toezichthouder die geen overtredingen constateerde. Tijdens de zitting op 13 september 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college en de derde partij.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen onomkeerbare gevolgen waren van het bestreden besluit en dat verzoekster het besluit op haar bezwaarschrift kon afwachten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de procedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen goede argumenten had aangedragen waarom zij de bezwaarprocedure niet kon afwachten, ondanks de ervaren geluidsoverlast. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, waar verzoekster naar verwees, werd niet gevolgd, omdat de omstandigheden in die zaak wezenlijk verschilden van de huidige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9078

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. F.G. van Dam),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam belanghebbende] uit [vestigingsplaats belanghebbende]
(gemachtigde: mr. J. Wassink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek.
1.1.
Verzoekster woont in een appartementencomplex aan [adres verzoekster] te [woonplaats verzoekster]. Op de begane grond van het appartementencomplex ([adres appartementencomplex]) is [naam belanghebbende] gevestigd. Het handhavingsverzoek heeft betrekking op het gebruik van het perceel [adres perceel] door [naam belanghebbende]. Volgens verzoekster wordt het perceel in strijd met het bestemmingsplan gebruikt als sportschool.
1.2.
Het college heeft dit handhavingsverzoek met het besluit van 18 juli 2023 afgewezen. Het college heeft in het besluit toegelicht dat een toezichthouder een controle heeft uitgevoerd bij de fysiotherapiepraktijk en dat daaruit is gebleken dat de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan niet worden overschreden. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en namens het college [namen vertegenwoordigers]. [naam belanghebbende] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Van onverwijlde spoed is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een besluit op het bezwaar niet kan worden afgewacht.
3. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat in het bestreden besluit het handhavingsverzoek van verzoekster is afgewezen. Van onomkeerbare gevolgen van het bestreden besluit is dan ook geen sprake. Verzoekster wil met haar verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat, zolang er niet op haar bezwaarschrift is beslist, er een maatregel wordt getroffen waarmee wordt bereikt dat de overlast wordt beëindigd of tot een minimum wordt beperkt. Verzoekster heeft daarbij als voorbeeld genoemd dat het [naam belanghebbende] wordt verboden om de fitnessruimte te gebruiken zolang het gebruik van de fitnessruimte niet is vergund en/of zolang er geen toereikende (plafond)isolatie is aangebracht. Dit is een verstrekkende voorziening, die bovendien voor [naam belanghebbende] tot (grote) schade zou leiden. Een dergelijke verstrekkende maatregel is weliswaar niet ondenkbaar, maar zal alleen worden getroffen in uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een zodanige spoedeisende situatie of van zodanige overlast dat een beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht.
4. Verzoekster stelt veel geluidsoverlast te ondervinden van het gebruik van de fitnessruimte bij de fysiotherapiepraktijk, met name in de avonduren. Verzoekster heeft in het kader van het ‘spoedeisend belang’ schriftelijk toegelicht dat zij gepensioneerd is en vanwege haar leeftijd het grootste deel van de dag in haar woning verblijft. Zij heeft daarbij toegelicht dat zij al lang heeft moeten wachten op een besluit op haar handhavingsverzoek en dat zij mogelijk ook lang moet wachten op een besluit op haar bezwaarschrift.
Tijdens de zitting is het spoedeisend belang van verzoekster verder besproken. Het college heeft toegelicht dat het bezwaarschrift naar verwachting op 24 oktober 2023 wordt behandeld op een hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie. Een besluit op het bezwaar kan volgens het college dan binnen twee tot zes weken na de hoorzitting worden genomen. Dat betekent dat naar verwachting eind november/begin december 2023 op het bezwaar van verzoekster zal zijn beslist.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat verzoekster een besluit op haar bezwaarschrift niet kan afwachten. Zij heeft ter zitting opgemerkt dat zij niet de garantie heeft dat haar bezwaarschrift daadwerkelijk op 24 oktober 2023 wordt behandeld en dat er daadwerkelijk eind november/begin december 2023 op haar bezwaarschrift zal zijn beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geen reden om aan het streven van het college te twijfelen. Daarbij heeft verzoekster ook geen goede argumenten gegeven waarom zij de bezwaarprocedure niet zou kunnen afwachten. Dat verzoekster veel geluidsoverlast ervaart, is vervelend voor haar, maar de voorzieningenprocedure is er niet voor bedoeld om de bezwaarprocedure te bespoedigen. Dat verzoekster nog twee à drie maanden moet wachten op een besluit op haar bezwaarschrift acht de voorzieningenrechter niet onoverkomelijk. Daar komt bij dat verzoekster tijdens de zitting heeft toegelicht dat er niet de hele week geluiden vanuit de fitnessruimte te horen zijn, maar alleen in de avonden vanaf ongeveer 17.00 uur.
Verzoekster heeft ter zitting nog gewezen op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 15 mei 2020 [1] . In die zaak ging het ook om een afwijzing van een handhavingsverzoek en is de voorlopige voorziening getroffen dat tijdens de bezwaarprocedure opnieuw op het afgewezen handhavingsverzoek wordt beslist. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om die uitspraak te volgen. Uit de aangehaalde uitspraak blijkt dat partijen het in die zaak erover eens waren dat er sprake was van een overtreding. In die uitspraak is geconcludeerd dat er sprake is van een overtreding zonder concreet zicht op legalisering en waarbij de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Dat is in deze zaak niet het geval.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 22 september 2023 gedaan door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.