ECLI:NL:RBMNE:2020:1868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1481
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhavingsverzoek mantelzorgunit

Op 15 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een handhavingsverzoek van een verzoekster tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. De verzoekster, die naast de derde-partij woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de plaatsing van een mantelzorgunit door de derde-partij zonder de vereiste omgevingsvergunning. Het college had het handhavingsverzoek van de verzoekster afgewezen, wat leidde tot de aanvraag van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een overtreding, aangezien de mantelzorgunit zonder vergunning was geplaatst en niet voldeed aan de voorwaarden van de principetoestemming. De voorzieningenrechter stelde vast dat de verzoekster een spoedeisend belang had bij een beslissing, omdat zij geconfronteerd werd met een illegaal bouwwerk. De voorzieningenrechter besloot dat het college binnen vier weken een nieuw besluit moest nemen op het handhavingsverzoek van de verzoekster, waarbij het college een nieuwe afweging moest maken over het al dan niet handhaven van de illegale situatie. Tevens werd bepaald dat het college het griffierecht van de verzoekster moest vergoeden. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1481
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 mei 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], te [woonplaats] .

Inleiding

[naam derde-partij] woont aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] in [woonplaats] . Hij wil een mantelzorgunit op zijn achtererf en heeft daarvoor in oktober 2019 in het kader van vooroverleg een plan ingediend bij het college. Het college heeft [naam derde-partij] daarop laten weten dat de gemeente daaraan wil meewerken, als de mantelzorgunit in de lengterichting wordt geplaatst, net als de meeste bebouwing aan de [straatnaam] . [naam derde-partij] zou daarvoor een omgevingsvergunning aan moeten vragen voor het bouwen en het afwijken van het bestemmingsplan.
[naam derde-partij] heeft de mantelzorgunit vervolgens zonder vergunning geplaatst. Niet in lengterichting zoals het college dat wilde, maar een kwartslag gedraaid, haaks op het perceel.
[verzoekster] woont naast [naam derde-partij] aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] / [nummeraanduiding 3/letteraanduiding] . Zij wil niet dat op deze locatie een mantelzorgunit komt en heeft een handhavingsverzoek ingediend bij het college.
Het college heeft dat handhavingsverzoek afgewezen met het besluit van 20 maart 2020. [verzoekster] heeft bezwaar ingediend, en heeft daarnaast de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de bezwaarprocedure bij het college.
[naam derde-partij] heeft inmiddels een omgevingsvergunning aangevraagd voor de mantelzorgunit zoals die nu in de breedte is geplaatst. Daarop moet het college nog een beslissing nemen.
Vanwege de maatregelen rondom de uitbraak van het Coronavirus is aan de partijen gevraagd of zij een zitting in deze zaak nodig vinden. Dat bleek niet het geval.

Overwegingen

1. De voorzitter van de bezwaarschriftencommissie heeft laten weten dat de bezwaarprocedure nog tot september kan duren. [verzoekster] blijft in de tussentijd geconfronteerd met een illegaal bouwwerk. Zij heeft daarom een spoedeisend belang heeft bij een beslissing van de voorzieningenrechter. Omdat de stukken in deze zaak voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, uitspraak doen zonder een zitting te houden.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter, waaraan de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet gebonden is. De voorzieningenrechter beoordeelt of de afwijzing van het handhavingsverzoek rechtmatig is en naar verwachting stand zal houden in de bezwaarprocedure, en hij weegt de belangen van partijen bij het treffen van een voorlopige voorziening in de tussentijd.
Er is een overtreding
3. Partijen zijn het erover eens dat voor het plaatsen van een mantelzorgunit een omgevingsvergunning is vereist om van het bestemmingsplan af te wijken. Een omgevingsvergunning is niet verleend, terwijl de mantelzorgunit al wel is geplaatst. Dat betekent dat er sprake is van een overtreding. Of de mantelzorgunit al helemaal klaar voor gebruik is, is daarvoor niet relevant. Voor [naam derde-partij] is het de bedoeling om de mantelzorgunit op deze plaats te laten functioneren. Er is dus met het ‘bouwen’ gestart voordat er een omgevingsvergunning is verleend en dat levert een overtreding op.
4. Het college is bevoegd en in beginsel verplicht om hiertegen handhavend op te treden. Dit is alleen anders in uitzonderingsgevallen. Die uitzonderingsgevallen kunnen aan de orde zijn als er concreet zicht op legalisatie is of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
Er was en er is geen concreet zicht op legalisatie
5. Bij de afwijzing van het handhavingsverzoek heeft het college gewezen op de uitkomsten van het vooroverleg: het college ging ervan uit dat de vereiste omgevingsvergunning snel zou worden aangevraagd en dat de illegale situatie door het verlenen van de vergunning zou kunnen worden gelegaliseerd. De voorzieningenrechter kan dit niet volgen. Er was toen nog geen omgevingsvergunning aangevraagd. De mantelzorgunit was in de breedte geplaatst, terwijl de verleende principetoestemming ziet op het plaatsen van een mantelzorgunit in de lengterichting. Omdat er ook geen aanwijzingen zijn dat [naam derde-partij] bereid en van plan was de mantelzorgunit een kwartslag te draaien, moet worden betwijfeld dat er sprake was van concreet zicht op legalisatie of opheffing van de overtreding in de vorm zoals die toen bestond. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook dat in de bezwaarprocedure zal worden geoordeeld dat het handhavingsverzoek niet op deze grondslag had kunnen worden afgewezen.
6. In de bezwaarprocedure moet een volledige heroverweging plaatsvinden. Als de afwijzing van het handhavingsverzoek geen stand kan houden op de hiervoor genoemde argumenten, moet in dat kader vervolgens worden beoordeeld hoe de stand van zaken nu is. Dan is de inmiddels aangevraagde omgevingsvergunning relevant. De griffier heeft navraag gedaan bij het college, dat heeft laten weten dat nog wordt nagedacht over of wordt vastgehouden aan het in de lengterichting moeten plaatsen van de mantelzorgunit, of dat tóch wordt meegewerkt aan de omgevingsvergunning voor de huidige plaatsing in de breedte. Dat vindt de voorzieningenrechter te onduidelijk, terwijl er wel een gemotiveerde uitkomst van het vooroverleg ligt dat pleit voor plaatsing in de lengterichting. Zonder duidelijk nieuw standpunt van het college is daarom nu niet aannemelijk dat de omgevingsvergunning die nu voorligt (een kwartslag gedraaid) zal worden verleend. Ook nu is er daarom geen concreet zicht op legalisatie.
7. Er zijn ook geen andere bijzondere omstandigheden gebleken op grond waarvan niet gehandhaafd zou moeten worden. Bij de huidige stand van zaken moet de conclusie dan ook zijn dat het ernaar uitziet dat het handhavingsverzoek in de beslissing op bezwaar alsnog zal worden toegewezen. Het college zal dan tot handhaving moeten overgaan.
De bezwaarprocedure kan niet worden afgewacht
8. Het belang van [verzoekster] is dat er nu een illegaal bouwwerk staat op het perceel naast haar, terwijl zij nog tot september zou moeten wachten totdat het college hier een nader besluit over neemt. Het belang van [naam derde-partij] is dat hij de mantelzorgunit kan laten staan, maar daarbij moet worden aangetekend dat hij er zelf voor heeft gekozen om zonder vergunning en in afwijking van de principetoestemming het bouwwerk alvast te plaatsen. Hij heeft de illegale situatie dus zelf gecreëerd en moet zich daarvan ook bewust zijn geweest. Alles afwegend wegen de belangen van [verzoekster] voor de voorzieningenrechter nu zwaarder.
9. De voorzieningenrechter zal zelf geen handhavingsbesluit nemen, omdat het college een afweging moet kunnen maken over de modaliteit daarvan en de daaraan te verbinden voorwaarden. De voorzieningenrechter kan ook niet de bezwaarprocedure versnellen: daarvoor gelden immers wettelijke termijnen en er is advies gevraagd aan de bezwaarschriftencommissie. In het licht van het voorgaande is het echter niet te verenigen met de belangen van [verzoekster] om die procedure nu af te wachten.
10. De voorzieningenrechter zal daarom een voorlopige voorziening treffen, die inhoudt dat hij het college opdracht geeft om binnen 4 weken een nieuw besluit te nemen op het handhavingsverzoek van [verzoekster] . In het nieuwe besluit moet het college een nieuwe afweging maken over het wel of niet handhaven van de illegale mantelzorgunit. Afzien van handhaving vanwege concreet zicht op legalisatie kan alleen als het college nu toch wil meewerken aan de mantelzorgunit in de breedterichting. Dat moet het college dan motiveren in het licht van de eerdere principetoestemming. Als afzien van handhaving niet (meer) aan de orde is, dan moet de nieuwe beslissing op het handhavingsverzoek daadwerkelijk een handhavingsbesluit zijn.
11. Het nieuwe besluit wordt genomen nadat [verzoekster] bezwaar heeft ingesteld. Dat leidt er normaal gesproken toe dat zo’n nieuw besluit als beslissing op bezwaar moet worden aangemerkt. De voorzieningenrechter kan zich echter voorstellen dat het college de aan de bezwaarschriftencommissie opgedragen advisering niet wil doorkruisen. In dat geval kan het college – als hij die bedoeling duidelijk laat blijken – aan deze uitspraak voldoen door het besluit van 20 maart 2020 te wijzigen tijdens de bezwaarprocedure. Het al ingediende bezwaarschrift heeft dan van rechtswege ook betrekking op het nieuwe besluit [1] , en kan door de bezwaarschriftencommissie bij haar advisering worden betrokken. De voorzieningenrechter wijst op de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hierover. [2]
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat het college aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het college binnen 4 weken na de verzending van deze uitspraak een nader besluit moet nemen op het handhavingsverzoek van [verzoekster] ;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan [verzoekster] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de voorzieningenrechter is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8533.