In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 21 april 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 14 juli 2022 verweerder in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er twee weken verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden. Dit is in lijn met artikel 8:55d van de Awb, dat bepaalt dat verweerder binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op aan verweerder van € 100,- per dag voor elke dag dat hij de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 418,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 20 september 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.