ECLI:NL:RBZWB:2023:6613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9120 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot sluiting van woning en erf wegens drugshandel

Op 20 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen om zijn woning en het bijbehorende erf voor een periode van drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op een politieonderzoek waarbij aanzienlijke hoeveelheden soft- en harddrugs in de woning en schuur van verzoeker werden aangetroffen. Verzoeker, die de woning huurt, voerde aan dat hij in de afgelopen 28 jaar van onbesproken gedrag was geweest en dat de sluiting onevenredig zwaar zou zijn, vooral gezien zijn psychische kwetsbaarheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen handelshoeveelheden drugs. De rechter benadrukte dat de burgemeester niet verplicht is om deze bevoegdheid te gebruiken, maar dat hij een belangenafweging moet maken. In dit geval oordeelde de voorzieningenrechter dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en dat de gevolgen voor verzoeker niet onevenredig waren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het besluit van de burgemeester naar verwachting in bezwaar stand zou houden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9120 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.S.W. van Vossen),
en

De burgemeester van de gemeente Tholen, verweerder

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Inleiding

1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 augustus 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning en het bijbehorende erf en de daarop aanwezige opstallen aan de [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor een periode van drie maanden.
1.2
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om, hangende bezwaar, een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde, [naam gemachtigde] en namens het college [naam vertegenwoordiger] en als waarnemer van de gemachtigde van het college, [naam waarnemer] Tevens was aanwezig verzoekers zus, [naam zus] ,

Totstandkoming van het besluit

2.1
Verzoeker huurt de woning met schuur aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] van woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] .
2.2
Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de politie op 26 april 2023 in de woning onderzoek gedaan. Bij de ingang van de woning troffen de verbalisanten verzoeker, de bewoner, aan. Hij zat op een stoel in de hal, naast de geopende deur. Naast hem stond een witte Lidl-tas met daarin softdrugs (364 gram hennepgruis). Verder werden in de woning 3 zakken met hennepkruimels aangetroffen. In de schuur behorende bij de woning werd soft- en harddrugs (20 gram hasj en 44,88 gram amfetamine) aangetroffen.
2.3
Op 26 juni 2023 heeft de burgemeester het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Verzoeker heeft op 7 juli 2023 een zienswijze naar voren gebracht.
2.4
De zienswijze heeft de burgemeester niet tot een ander standpunt gebracht. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester gelast om de woning te sluiten en gesloten te houden voor de duur van drie maanden met ingang van 29 augustus 2023.
2.5
Namens de burgemeester is ter zitting toegezegd dat de uitspraak van de voorzieningenrechter wordt afgewacht voordat de voorgenomen sluiting zal worden geëffectueerd.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in de afgelopen 28 jaar dat hij de woning huurt van onbesproken gedrag is geweest. Er zijn geen meldingen bekend bij de politie, woningbouwvereniging en/of gemeente. Verzoeker is in de war en heeft psychische en medische problematiek. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij diverse (medische) stukken overgelegd waaronder een verklaring van zijn huisarts van 25 juli 2023 en van zijn zus. Er wordt melding gemaakt van drie zakken hennepgruis, maar deze zijn niet in beslag genomen en kennelijk niet van belang voor deze zaak. Het hennepgruis heeft geen waarde in het handelsverkeer. Volgens de politierapportage zijn er geen handelsattributen aangetroffen in de woning. Ook is er slechts één anonieme melding gemaakt. De politie heeft aangegeven dat het Openbaar Ministerie (OM) de zaak zal seponeren wegens gebrek aan bewijs.
De burgemeester is niet verplicht zijn bevoegdheid tot sluiting te gebruiken. In de Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Tholen houden regels omtrent het Damoclesbeleid De Markiezaten (Damoclesbeleid De Markiezaten, Gemeente Tholen 2020) (hierna: beleidsregel) worden de verlichtende omstandigheden niet uitgewerkt. De burgemeester heeft ten onrechte niet gemotiveerd waarom in dit geval niet kan worden volstaan met een waarschuwing of een kortere sluitingstermijn. Volgens verzoeker is sluiting in dit geval een ongeschikt middel. De burgemeester heeft niet aannemelijk gemaakt waarom de sluiting in dit geval effectief zou zijn. In dit geval staat de woning niet bekend als drugspand en er is niet aantoonbaar gehandeld vanuit de woning. Er is ook geen sprake van overlast en evenmin van loop naar de woning. Verzoeker wil erop wijzen dat niet valt uit te sluiten dat de ene gedane melding is gedaan door de bovenburen waarmee een conflict is ontstaan. In ieder geval kan drugshandel niet kan zijn gezien door mensen aangezien verzoeker in een complex woont met meerdere woningen, waarbij de voordeuren niet aan de straatzijde zijn gelegen, maar binnen in het complex met één centrale toegang. Dus de constatering dat er in de nacht mensen naar de woning komen, lijkt een hoogst onwaarschijnlijke. Ook is niet onderbouwd dat sprake is van een kwetsbare wijk.
Verzoeker wijst op de parlementaire geschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet, waarin is vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting dient te worden overgegaan. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Verzoeker meent dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat hier sprake is van een ernstig geval op grond waarvan niet kan worden volstaan met een waarschuwing. Voorts acht verzoeker in dit kader nog relevant dat de bestuurlijke rapportage reeds van 10 mei 2023 is. Dit is een te lange periode om nog te kunnen spreken van een noodzaak tot sluiten. De afgelopen drie maanden is de woning open geweest en is niet gebleken van drugshandel. Het gevolg van de woningsluiting is extra zwaar, omdat verzoeker dan hoogstwaarschijnlijk niet meer kan terugkeren in zijn woning en daarnaast op een zwarte lijst komt te staan. Uit de medische stukken volgt dat sprake is van een kwetsbare man, gelet op zijn psychiatrische aandoening, het alleen wonen, zijn arbeidsongeschiktheid, het feit dat hij in een huis woont zonder noemenswaardige meubels en het feit dat hij volgens verklaringen van derden in een isolement verkeert en suïcidale neigingen heeft. Voor zover er al handel zou zijn aangetoond, is het de vraag in hoeverre verzoeker verwijtbaar heeft gehandeld. Nu verzoeker op de radar staat van sociale organisaties, is de kans op herhaling klein. Verhuizing naar een (tijdelijk) ander onderdak zal gevolgen hebben voor de psychische en sociale gesteldheid van verzoeker. Verzoeker heeft daarom een bijzondere binding met de woning. Nergens blijkt uit dat de [naam opvangsinstantie] daadwerkelijk vervangende woonruimte beschikbaar heeft voor verzoeker. Verschillende indicatoren wijzen erop dat hier geen sprake is van een klassieke drugshandelaar. Verzoeker wordt door een sluiting onevenredig hard getroffen. Zijn belangen dienen te prevaleren boven het algemeen belang.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5.1
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.2
De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
5.3
De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handels-hoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
5.4
Niet wordt betwist dat er in de woning 364 gram hennepgruis is aangetroffen en in de schuur 20 gram hasj (softdrugs). Dit is een overschrijding van de grens van 5 gram. Evenmin is in geschil dat er in de schuur behorende bij de woning 44,88 gram amfetamine (harddrugs) is aangetroffen. Dit is een overschrijding van de grens van 0,5 gram.
5.5
Nu er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, is de burgemeester in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
Mocht de burgemeester gebruik maken van zijn bevoegdheid?
5.6
De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe de beleidsregel opgesteld.
5.7
In de beleidsregel is bepaald dat bij handel in zowel soft- als harddrugs de sanctie wordt opgelegd die geldt bij constatering van handel in harddrugs. Bij de eerste constatering van handel in harddrugs in woningen geldt dat in beginsel wordt uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. De burgemeester heeft gehandeld conform dit beleid. Dit heeft verzoeker ook niet betwist.
5.8
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
5.9
Volgens vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), moet de burgemeester alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is.
5.1
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester heeft mogen besluiten tot sluiting van de woning en het bijbehorende erf en de daarop aanwezige opstallen voor de duur van drie maanden.
Daarbij neemt de voorzieningenrechter de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. [2]
Geschiktheid
5.11
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel en het (verder) voorkomen van overtredingen in of vanuit de woning, risico’s voor omwonenden weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. In wat verzoeker heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
5.12
Dit laat onverlet dat woningsluiting een zeer ingrijpende maatregel is en dat niet tot sluiting mag worden overgegaan als dat gelet op de omstandigheden niet noodzakelijk en evenwichtig is. In dat geval zou de burgemeester in redelijkheid moeten afwijken van haar beleid en met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, moeten volstaan.
Noodzakelijkheid
5.13
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Sluiting neemt de bekendheid van het pand als drugspand weg en haalt de "loop" naar het pand eruit, met als doel om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
5.14
De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van een samenhangend geheel van de woning en schuur, die met elkaar verbonden zijn. Zij is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning en het bijbehorende erf en de daarop aanwezige opstallen noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Het gaat hier immers om een ernstige overtreding van de Opiumwet, nu bij het politieonderzoek niet alleen een handelshoeveelheid softdrugs, maar ook een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen. Bovendien blijkt uit de bestuurlijke rapportage en de e-mail van de politie van 1 augustus 2023 dat er meerdere meldingen zijn gedaan dat er vanuit de locatie in drugs gehandeld zou worden, ook in 2022. De laatste melding van 26 april 2023 heeft geleid tot het aantreffen van de hoeveelheid drugs zoals hiervoor vermeld. Dat volgens verzoeker geen sprake is van recidivegevaar en niet is gebleken dat de woning in een kwetsbare wijk ligt, doet hieraan niet af. Dat er geen sprake zou kunnen zijn van zichtbare loop naar de woning zoals verzoekers gemachtigde heeft betoogd, is onjuist. Ter zitting is gebleken dat de achterdeur van eiser zichtbaar aan de straatzijde is gelegen. Verzoeker heeft verklaard dat het klopt dat deze deur openstond en hij in het daarachter gelegen halletje zat, met naast hem de tas met daarin de hennep(gruis). In de bestuurlijke rapportage is deze deur abusievelijk als voordeur aangemerkt.
5.15
Ook het feit dat er sinds het aantreffen van de drugs enkele maanden zijn verstreken voordat tot sluiting is overgegaan, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de noodzaak om de woning te sluiten nu niet meer zou bestaan [3] . In dit geval is sprake van een periode van vier maanden tussen de vondst van de drugs en de sluiting. De voorzieningenrechter acht dit tijdsverloop niet onredelijk lang.
Evenwichtigheid
5.16
Bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moeten ook de gevolgen daarvan worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner de woning moet verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, leidt in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is [4] . Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen.
5.17
Uit de stukken volgt de stukken dat verzoeker psychische problemen heeft. Niet is echter aannemelijk gemaakt dat verzoeker, enig bewoner van de woning, als gevolg van deze psychische problemen in het geheel geen verwijt kan worden gemaakt van de aangetroffen handelshoeveelheid verdovende middelen. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij (deels) op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en deze op verzoek van een familielid voor hem heeft bewaard. De restanten hennep(gruis) mocht hij volgens verzoeker zelf gebruiken.
5.18
De voorzieningenrechter is ook niet gebleken van een zodanig bijzondere binding met de woning dat verzoeker vanwege zijn problemen niet (tijdelijk) in een andere woning zou kunnen verblijven. Ter zitting heeft [naam gemachtigde] verklaard dat verzoeker de ambulante hulp die hem wordt geboden ook op een andere locatie dan in zijn woning kan krijgen. Daarbij heeft [naam gemachtigde] aangegeven dat de gesprekken met verzoeker al regelmatig buiten de woning plaatsvinden, omdat verzoeker zich niet veilig voelt in zijn woning, daar overdag zo min mogelijk verblijft en hij overlast van de buren ervaart. Verzoeker heeft dit ter zitting bevestigd.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat verzoeker niet over vervangende woonruimte kan beschikken, nu de zus van verzoeker op de zitting heeft bevestigd dat verzoeker gedurende de sluiting bij haar kan en mag verblijven.
5.19
Tot slot staat voor de voorzieningenrechter niet vast dat verzoeker door de sluiting zijn woning zal verliezen. Beide partijen hebben verklaard dat met verzoeker en diens begeleider [naam gemachtigde] , vertegenwoordigers van de gemeente en de woningbouwvereniging diverse overleggen hebben plaatsgevonden over verzoekers (woon)situatie, waarbij zijn psychische kwetsbaarheid aan de orde is geweest. Van een beslissing tot ontruiming is (nog) geen sprake. Partijen hebben ter zitting tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de stappen die de woningbouwvereniging heeft gezegd te zullen nemen op het moment dat de sluiting doorgang zal vinden. De voorzieningenrechter acht niet onaannemelijk dat de woningbouwvereniging in dit specifieke geval geen vordering tot ontbinding/ontruiming zal instellen, maar verzoeker een zogenaamd “laatste kans-contract” zal aanbieden. Evenmin staat vast dat een eventuele beslissing tot ontruiming stand zal houden bij de kantonrechter.
5.2
De burgemeester mocht zich op het standpunt stellen dat geen sprake is van een bijzondere binding met de woning die maakt dat sluiting van de woning onevenwichtig is. De voorzieningenrechter kan de burgemeester ook volgen in haar toelichting ter zitting dat in verzoekers situatie geen sprake is van bijzondere omstandigheden, ook niet als bedoeld in de beleidsregel, die aanleiding zouden kunnen geven tot een andersluidende of lichtere maatregel, zoals een waarschuwing. Evenmin kan worden volstaan met sluiting van alleen de schuur, nu sprake is van een samenhangend geheel. De sluiting voor de duur van drie maanden kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter stand houden.
5.21
De voorzieningenrechter geeft de burgemeester in overweging om, als de woningbouwvereniging vanwege de beslissing tot sluiting wel tot ontbinding/ontruiming met plaatsing op een zogenaamde zwarte lijst zou overgaan, te bezien of de sluiting in het kader van de heroverweging in bezwaar kan worden beperkt tot een kortere periode.

Conclusie en gevolgen

6.1
Nu de voorzieningenrechter de verwachting heeft dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning en het bijbehorende erf en de daarop aanwezige opstallen aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor de duur van drie maanden in bezwaar zal standhouden, is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
6.2
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage – wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84:
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste lid:
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21:
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet – voor zover relevant – is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II:
(..)
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
(..)
Amfetamine staat op lijst I en hennep staat op lijst II.
Artikel 13b, eerste lid:
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Tholen houdende regels omtrent drugs (Damoclesbeleid De Markiezaten, gemeente Tholen 2020):
Artikel 5.2.Woningen en bijbehorende erven:
Harddrugs
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
1e overtreding handelshoeveelheid: sluiting voor 3 maanden

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de ABRvS van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS: 2019:2912, 2 februari 2022 ECLI:NL:RVS:2022:285, en 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916.
2.Zie onder andere de uitspraken van de ABRvS van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
3.Zie de uitspraak van de ABRvS van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139
4.Zie de uitspraak van de ABRvS van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630