ECLI:NL:RBZWB:2023:6388

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake openbaarmaking documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, dat betrekking heeft op de (gedeeltelijke) openbaarmaking van documenten. Eiseres had op 23 juni 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van alle informatie met betrekking tot haar aanvraag voor een omgevingsvergunning. Het college heeft in reactie op dit verzoek een aantal documenten openbaar gemaakt, maar niet alle gevraagde informatie verstrekt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat heeft geleid tot een nieuw besluit (bestreden besluit II) op 2 februari 2023, waarin alsnog enkele documenten openbaar zijn gemaakt.

De rechtbank heeft op 6 september 2023 de zaak behandeld. Eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele andere personen, terwijl het college ook vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college met bestreden besluit II niet volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres, en dat het beroep tegen het eerdere besluit (bestreden besluit I) niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht heeft verwezen naar de Wet open overheid (Woo) in plaats van de Wob, aangezien de Woo op 1 mei 2022 in werking is getreden en de Wob is ingetrokken.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het college op goede gronden bepaalde informatie, zoals geldbedragen op facturen, niet openbaar heeft gemaakt, omdat dit concurrentiegevoelige informatie betreft. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er documenten zijn die het college niet heeft verstrekt met betrekking tot een second opinion en een vervolgopdracht aan een onderzoeksbureau. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college alsnog navraag moet doen bij het onderzoeksbureau over de vervolgopdracht en dat bijlagen bij eerdere e-mails alsnog openbaar moeten worden gemaakt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit II gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4437 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

( [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, het college.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 augustus 2022 (bestreden besluit I) inzake de (gedeeltelijke) openbaarmaking van documenten.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het college heeft op 2 februari 2023 (bestreden besluit II) een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren [naam 1] , [naam 2] en de gemachtigde van eiseres aanwezig. Namens het college zijn [naam 3] en [naam 4] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft op 23 juni 2021 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzocht om openbaarmaking van alle informatie van ambtenaren, betrokken wethouders en ingeschakelde derden omtrent de vergunningaanvraag die zij heeft ingediend voor een omgevingsvergunning. Eiseres verzoekt daarbij om alle betrokken documenten, briefwisselingen, mailverkeer en opgenomen telefoongesprekken.
Met een besluit van 13 augustus 2021 (primaire besluit) heeft het college documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Het college heeft, in afwijking van het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften, met bestreden besluit I het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het college heeft met bestreden besluit II besloten alsnog een aantal documenten openbaar te maken.
2. De rechtbank stelt vast dat het college met bestreden besluit II een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met dit besluit is niet volledig tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Het beroep van eiseres wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen bestreden besluit II.
Gesteld noch gebleken is dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit I. Het beroep gericht tegen bestreden besluit I is daarom niet-ontvankelijk.

3 Wob of Woo

3.1.
Eiseres heeft betoogd dat het college ten onrechte heeft verwezen naar de weigeringsgronden die zijn voorzien in de Wet open overheid (hierna: Woo). Het verzoek valt door het moment van indiening onder het bereik van de Wob en niet onder het bereik van de Woo.
3.2.
Op 1 mei 2022 is de Woo (Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij het Wijzigingsbesluit Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus. [1] Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat door het college in bestreden besluit II terecht is verwezen naar de Woo.
4
Facturen/Offerte De Roever Omgevingsdienst
4.1.
Eiseres is van mening dat de bedragen op de facturen/offerte ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt.
4.2.
Het college heeft gesteld dat de geldbedragen onleesbaar zijn gemaakt, omdat het concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens betreft, waarvan openbaarmaking de concurrentiepositie van de betrokkenen zou kunnen aantasten. Het belang van de betrokkenen bij het weglakken van de geldbedragen weegt zwaarder dan het belang van eiseres bij openbaarmaking van de geldbedragen.
4.3.
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder f, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de bescherming van andere dan in het eerste lid, onder c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht de geldbedragen heeft weggelakt op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder f, van de Woo. De geldbedragen zijn concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens. Het college heeft op goede gronden het belang van de concurrentiepositie van de betrokkenen zwaarder laten wegen dan het belang van eiseres bij openbaarmaking van de geldbedragen.
5 Second opinion met betrekking tot de aanvraag
5.1.
Eiseres heeft betoogd dat uit de communicatie tussen een ambtenaar en een wethouder volgt dat de wethouder heeft gevraagd om een second opinion met betrekking tot de aanvraag van de rechtsvoorganger van eiseres. Het college heeft niet toereikend gemotiveerd dat geen andere documenten voorhanden zijn die ingevolge het verzoek openbaar behoren te worden gemaakt.
5.2.
Het college heeft gesteld dat de behandelend ambtenaren zijn verzocht om te zoeken naar documenten, voornamelijk e-mails en andere communicatie. Communicatie vindt daarnaast ook mondeling plaats, waarvan dan geen informatie in documenten bestaat. De behandelend ambtenaar heeft verklaard dat de opdracht voor de second opinion mondeling is verstrekt.
5.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1820) is het
,wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de mededeling van het college dat er niet meer stukken onder haar berusten niet ongeloofwaardig voorkomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat er toch documenten met betrekking tot de second opinion onder het college berusten. Hierin is eiseres niet geslaagd.
6 Vervolgopdracht [onderzoeksbureau]
6.1.
Eiseres heeft betoogd dat uit een e-mail van 26 oktober 2021 volgt dat op enig moment een vervolgopdracht aan [onderzoeksbureau] is verstrekt in verband met de aanvraag tot verlening van de omgevingsvergunning. Het college heeft ten onrechte geen documenten omtrent de vervolgopdracht verstrekt.
6.2.
Het college heeft ter zitting toegelicht dat tijdens de zoekslag geen documenten omtrent de vervolgopdracht zijn gevonden, maar dat zij navraag had moeten doen bij [onderzoeksbureau] .
6.3.
Gelet op het door het college ter zitting ingenomen standpunt slaagt het beroep van eiseres op dit punt. Het college zal alsnog navraag moeten doen bij [onderzoeksbureau] .
7 Bijlagen bij e-mails
7.1.
Eiseres heeft betoogd dat de bijlagen bij e-mails van 19 april 2021, 20 april 2021 en 26 januari 2021 ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt.
7.2.
Ter zitting heeft het college aangegeven dat bij een recente zoekslag alsnog bijlagen zijn gevonden die openbaar kunnen worden gemaakt.
7.3.
Gelet op het door het college ter zitting ingenomen standpunt slaagt het beroep van eiseres op dit punt. Het college zal deze bijlagen alsnog moeten verstrekken.
8 Communicatie omtrent beroep niet tijdig beslissen op de aanvraag
8.1.
Eiseres heeft betoogd dat geen documenten openbaar zijn gemaakt omtrent het beroep inzake het niet tijdig beslissen op de aanvraag van de omgevingsvergunning. Hierover had communicatie aanwezig moeten zijn.
8.2.
Het college heeft gesteld dat de communicatie omtrent het beroep over het niet tijdig beslissen op de aanvraag buiten de reikwijdte van het verzoek valt. Dit dateert namelijk van na het verzoek van eiseres.
8.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het beroep omtrent het niet tijdig beslissen op de aanvraag van de omgevingsvergunning dateert van na het verzoek van eiseres om openbaarmaking van de documenten. De rechtbank is van oordeel dat de communicatie omtrent het beroep inzake het niet tijdig beslissen op de aanvraag buiten de reikwijdte van het verzoek valt.
9 Persoonsgegevens
9.1.
Eiseres heeft betoogd dat het college ten onrechte de namen van personen heeft weggelaten in de documenten 1c, 8, 9, 9a en 10i. Deze personen treden wegens hun functie in de openbaarheid. Voor zover de personen niet wegens hun functie in openbaarheid treden, weegt het belang van eiseres bij de openbaarmaking zwaarder dan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Uit de namen kan eiseres mogelijk afleiden dat sprake is van politieke en ambtelijke vooringenomenheid en willekeur.
9.2.
Het college heeft gesteld dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang dat is gediend met openbaarmaking. Het document 1c betreft een conceptversie van een brief. De documenten 8 en 9 betreffen e-mailwisselingen. De documenten 9a en 10i betreffen conceptversies van brieven. In alle documenten worden geen bevoegdheden gemandateerd en treden de personen niet wegens hun functie in de openbaarheid.
9.3.
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
9.4.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen openbaarmaking van namen van medewerkers die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt. [2]
9.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college de namen van de personen terecht heeft weggelakt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het gaat om personen die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid zwaarder weegt dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende personen.
10. Gelet op hetgeen onder 6.3. en 7.3. is overwogen is het beroep tegen bestreden besluit II gegrond en zal dit besluit worden vernietigd. Het college zal worden opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak
11. Omdat het beroep tegen bestreden besluit II gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II gegrond en vernietigt dit besluit;
- draagt het college op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 6 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2778.
2.ABRvS 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:321.