202200745/1/A3.
Datum uitspraak: 10 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2021 in zaak nr. 21/957 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juli 2020 heeft het college een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 5 januari 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.I. L'Ghdas, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.M. Mandjes, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft in 2020 meerdere Wob-verzoeken ingediend om inzage te verkrijgen in een integriteitsonderzoek dat naar aanleiding van een geanonimiseerde tip is gedaan naar zijn horecazaak. Het college heeft het Wob-verzoek over die geanonimiseerde tip afgewezen omdat [appellant] hiermee uitleg vraagt over de feitelijke afhandeling van de geanonimiseerde tip en het verzoek niet ziet op openbaarmaking van documenten. Daarnaast heeft het college aangegeven alle documenten die betrekking op de geanonimiseerde tip hebben al aan [appellant] te hebben verstrekt. Het college heeft dit standpunt in het besluit op bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich in het besluit op bezwaar terecht op het standpunt heeft gesteld dat de Wob geen verplichting bevat om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd. Het is verder niet ongeloofwaardig dat meer documenten onder het college berusten die zien op de geanonimiseerde tip, aldus de rechtbank.
Beoordeling
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er wel degelijk meer documenten onder het college berusten die betrekking hebben op de geanonimiseerde tip. Een tip wordt normaal gesproken gekoppeld aan een meldnummer en op schrift gesteld, stelt [appellant]. Een anonieme tip die hij voor de zitting bij de gemeente heeft gedaan is op deze wijze afgehandeld, wat betekent dat er ook documenten moeten zijn die betrekking hebben op de geanonimiseerde tip die heeft geleid tot sluiting van zijn zaak.
2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2043, onder 3.1) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De Afdeling is van oordeel dat het in deze zaak niet ongeloofwaardig is dat niet meer documenten onder het college berusten. Daarover het volgende. 2.2. Het enkele feit dat bij de anonieme tip die [appellant] voor de zitting heeft gedaan zijn melding wel schriftelijk is geregistreerd maakt niet dat dit bij de eerdere geanonimiseerde tip ook is gebeurd. De geanonimiseerde tip is destijds telefonisch gedaan. Het college heeft tijdens de zitting toegelicht dat de medewerkers van de gemeente bij elkaar op de gang zitten en het een normale gang van zaken is dat collega’s bij elkaar binnen lopen om de afhandeling van een telefoongesprek te bespreken in plaats van dit op schrift te stellen. Dit komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. [appellant] heeft verder geen concrete aanknopingspunten aangeleverd die wijzen op het bestaan van meer documenten die betrekking hebben op de geanonimiseerde tip. Zijn betoog over de naar zijn mening onjuiste afhandeling van de geanonimiseerde tip, wat daar ook van zij, duidt niet op het bestaan van meer documenten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder het college berusten. Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Leeuwen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023
373-1013