ECLI:NL:RBZWB:2023:6382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
22/2786
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzuimboete opgelegd aan een belastingplichtige na indienen van een onjuist aangiftebiljet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 september 2023, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de verzuimboete van € 385 beoordeeld. De belanghebbende, die tot 31 december 2019 in Nederland woonde en daarna in België, had een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 ingediend met een onjuist biljet. De inspecteur van de belastingdienst had de verzuimboete opgelegd omdat de belanghebbende niet tijdig aangifte had gedaan met het juiste biljet. De rechtbank ontving het beroepschrift op 8 juni 2022, na de wettelijke termijn van 27 mei 2022. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de belanghebbende het beroepschrift tijdig ter post had bezorgd in België. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar vermindert deze tot € 50, gezien de slechte financiële situatie van de belanghebbende. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en legt de verzuimboete opnieuw vast op € 50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] (België), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 april 2022.
1.1
De rechtbank heeft het beroepschrift van belanghebbende ontvangen op 8 juni 2022.
1.2
Ten aanzien van het te betalen griffierecht heeft belanghebbende een beroep op betalingsonmacht gedaan, omdat hij onvoldoende inkomen en geen vermogen heeft. Dat beroep is door de griffier voorlopig toegewezen. De rechtbank honoreert het beroep op betalingsonmacht.
1.3
De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 een verzuimboete van € 385 (de verzuimboete) aan belanghebbende opgelegd.
1.4
Belanghebbende is uitsluitend in bezwaar gekomen tegen de verzuimboete. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de verzuimboete gehandhaafd.
1.5
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, en namens de inspecteur, mr. drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Feiten

2. Belanghebbende was tot 31 december 2019 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het [adres] te [plaats 2] . Per 31 december 2019 heeft belanghebbende zich uitgeschreven en als inwoner van [plaats 1] in België laten registreren.
2.1
De inspecteur heeft belanghebbende op 28 februari 2020 uitgenodigd tot het doen van een aangifte IB/PVV 2019 door middel van een M-biljet (een aangiftebiljet voor belastingplichtigen die in het kalenderjaar zijn geëmigreerd). Op 5 januari 2021 is een aanmaning verzonden.
2.2
Op 25 januari 2021 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV 2019 ingediend door middel van een T-biljet voor binnenlands belastingplichtigen.
2.3
De inspecteur stuurt belanghebbende op 17 februari 2021 een brief dat hij voor het doen van de aangifte IB/PVV 2019 gebruik heeft gemaakt van een onjuist biljet en de aangifte daarom niet verwerkt kan worden. Hij wordt verzocht een nieuwe aangifte in te dienen door middel van een M-biljet. De nieuwe inlevertermijn eindigt op 1 april 2021. Op 25 juni 2021 is een aanmaning verstuurd waarin de inleverdatum is verlengd tot 16 juli 2021.
2.4
Belanghebbende stuurt het M-biljet op 30 juli 2021 oningevuld retour naar de inspecteur met een getekend voorblad en een begeleidende brief waarin hij stelt dat het niet juist is dat hij een M-biljet moet invullen.

Beoordeling door de rechtbank

3 De rechtbank beoordeelt eerst of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van het beroepschrift. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of de inspecteur de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4 De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat terecht een verzuimboete aan belanghebbende is opgelegd. De rechtbank zal de boete wel verminderen tot € 50. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen dit heeft.

MotiveringVerschoonbare termijnoverschrijding

5. Vaststaat dat het beroepschrift buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn [1] is ingediend. Deze eindigde op 27 mei 2022 en de rechtbank heeft het beroepschrift pas op 8 juni 2022 ontvangen.
5.1
Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet‑ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (verschoonbare termijnoverschrijding) [2] .
5.2
Belanghebbende heeft het beroepschrift op 27 mei 2022 in België ter post bezorgd voor aangetekende verzending. De rechtbank overweegt dat het ongebruikelijk is dat een aangetekende brief uit België langer dan een week onderweg is en belanghebbende hiermee bij verzending redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden.. Daarom is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank acht het beroep daarom ontvankelijk.
Is de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
5.3
Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd [3] . Omdat geen sprake is van een stelselmatig aangifteverzuim, legt de inspecteur in beginsel een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum € 5.278, ofwel € 385 [4] .
5.4
Vaststaat dat belanghebbende niet door middel van het juiste aangiftebiljet tijdig aangifte heeft gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzuimboete wegens het aangifteverzuim in beginsel terecht is opgelegd.
5.5
Voor het opleggen van een verzuimboete is niet vereist dat sprake is van opzet of grove schuld bij de belastingplichtige. Wel dient de verzuimboete achterwege te blijven indien sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Van avas is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aangifte werd gedaan. De bewijslast ter zake rust op belanghebbende.
5.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aan deze bewijslast voldaan. Belanghebbende stelt dat hij met de inspecteur contact heeft opgenomen (via de belastingtelefoon) maar dat deze communicatie moeizaam verliep en er tegenstrijdige informatie werd verstrekt. Daarom heeft belanghebbende besloten om het uitgereikte Mbiljet oningevuld maar met een begeleidend schrijven retour te sturen aan de inspecteur. Deze actie heeft belanghebbende echter pas na het verstrijken van de (verlengde) inlevertermijn ondernomen, waardoor hij niet de in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om de aangifte tijdig te doen.
Slaagt een beroep op het vertrouwensbeginsel?
5.7
Belanghebbende doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat hij in diverse telefonische contacten met medewerkers van de belastingdienst informatie heeft verkregen die tegenstrijdig was met de standpunten van de belastingdienst ingenomen in latere schriftelijke correspondentie. Hij verwijst hierbij naar informatie die zou zijn verstrekt over de fiscale gevolgen van de datum van uitschrijving bij het BRP alsmede de aanvaardbaarheid van de door hem ingediende aangifte IB/PVV 2019 door middel van een T-biljet.
5.8
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel dient belanghebbende aannemelijk te maken dat door de inspecteur toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe de inspecteur in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen [5] .
5.9
De rechtbank is van oordeel dat een beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de perceptie van belanghebbende dat hij geen eenduidige informatie heeft gekregen, volgt uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd niet dat sprake is geweest van een toezegging van de inspecteur, waaruit belanghebbende heeft mogen afleiden dat het aan hem uitgereikte aangiftebiljet IB/PVV 2019 niet tijdig ingediend hoefde te worden.
Verzuimboete passend en geboden?
5.1
Vervolgens stelt de rechtbank zich voor de vraag of de aan belanghebbende opgelegde boete passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de slechte financiële positie van belanghebbende, in dit geval een boete van € 50 passend en geboden is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat rechtbank de verzuimboete zal verminderen tot € 50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de verzuimboete tot € 50.
Deze uitspraak is gedaan op 8 september 2023 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist [6] .

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 6:9, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (AWB)
2.Artikel 6:11 van de AWB
3.Artikel 67a, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de AWR)
4.Paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
5.Vgl. Hoge Raad 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069
6.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid van de AWR.