In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 24 juni 2022 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO) over de weigering om een dwangsom toe te kennen wegens niet tijdig beslissen over het recht op studiefinanciering voor het jaar 2022. Op 6 juni 2023 heeft DUO een nieuwe beslissing genomen, waarin alsnog een volledige dwangsom is toegekend aan verzoeker. Hierop heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van DUO in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat DUO aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft tot veroordeling in de proceskosten.
Bij de berekening van de proceskostenvergoeding wordt een wegingsfactor toegepast, afhankelijk van het gewicht van de zaak. De rechtbank stelt vast dat de zaak van gemiddelde aard is, maar in dit geval wordt een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd, omdat het beroep gericht was tegen een niet tijdig beslissen en de vraag of er sprake was van een aanvraag studiefinanciering voor 2022. De proceskosten worden vastgesteld op € 717,-, inclusief griffierecht van € 50,- dat door DUO aan verzoeker moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends en openbaar gemaakt op 5 september 2023.