ECLI:NL:CRVB:2019:1374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en vergoeding bezwaarkosten
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 25 mei 2018 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had vernietigd. Appellante had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van rechtsbijstand. Het college had deze aanvragen afgewezen op basis van voldoende draagkracht. Na bezwaar had het college de eerste aanvraag gegrond verklaard en bijzondere bijstand toegekend, maar geen vergoeding voor de kosten van bezwaar gegeven, omdat appellante deze al had ontvangen voor de eerste aanvraag. De rechtbank oordeelde dat het college de kosten van de bezwaarfase moest vergoeden, maar stelde de wegingsfactor voor de vergoeding op 0,5, omdat zij de zaak als licht beoordeelde.
In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze wegingsfactor gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de wegingsfactor 0,5 niet van toepassing is, omdat de situatie niet onder de uitzonderingen valt die in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn genoemd. De Raad heeft vastgesteld dat de behandeling van de zaak niet als licht kan worden gekwalificeerd en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad heeft het college veroordeeld tot een hogere vergoeding van de kosten van bezwaar en de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 16 april 2019.