ECLI:NL:RBZWB:2023:6350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke sluiting van een perceel wegens drugsproductie en -handel

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin eisers, [eiser] en [eiseres], beroep hebben ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen. Dit besluit, genomen op 13 december 2022, betrof een bevel tot sluiting van hun perceel voor een periode van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vastgesteld dat op het perceel chemicaliën en materialen waren aangetroffen die verband hielden met een drugsproductieproces. Tijdens de zitting op 9 augustus 2023 hebben eisers betoogd dat de burgemeester niet bevoegd was om de sluiting te gelasten, omdat er geen bewijs was van daadwerkelijke drugsproductie en dat de sluiting niet noodzakelijk was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de burgemeester op basis van de aangetroffen stoffen en materialen in de loods, die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waren geanalyseerd, terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een schakel in de productie en distributie van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, zowel op basis van de aanwezigheid van harddrugs als de voorwerpen die bestemd waren voor de productie daarvan. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de woning en de loods in ruimtelijk en functioneel opzicht samenhangen, wat de sluiting van beide rechtvaardigde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, gezien de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/672 OPIUMW

uitspraak van 4 september 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [plaats], eisers,

gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp
en

de burgemeester van de gemeente Tholen, verweerder,

gemachtigde: mr. F.A. Pommer.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van 13 december 2022 (bestreden besluit) inzake het bevel tot sluiting van het perceel aan de [adres] voor een periode van zes maanden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 9 augustus 2023. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp. [eiseres] is ook in persoon verschenen. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. F.A. Pommer en [naam].

Overwegingen

1. Blijkens de bestuurlijke rapportage van de politie van 10 augustus 2022, waarin een eerdere rapportage van 25 juli 2022 is verwerkt, is op 13 september 2021 geconstateerd dat chemicaliën die verband hielden met een (vermoedelijk) drugsproductieproces, werden gedumpt. Dit heeft geleid tot de aanhouding van twee verdachten die verklaarden dat zij het drugsafval hebben opgehaald in een loods op het perceel aan de [adres] (hierna: het perceel). Deze twee verdachten hebben voorts verklaard dat zij bij het laden van het afval werden geholpen door twee mannen waarvan één is geïdentificeerd als [eiser] .
Op 19 juli 2022 zijn de woning en de loods op het perceel door de politie doorzocht. De volgende voorwerpen en stoffen, bestemd voor de productie van een synthetisch drugslaboratorium, zijn aangetroffen in de loods:
- een volledig ingerichte, middelgrote tot grote, cocaïnewasserij/laboratorium;
- grote hoeveelheden - naar schatting 8.000 liter - chemicaliën die nodig zijn voor de productie van amfetamine en cocaïne;
- chemisch (drugs)afval, afkomstig van de productie van amfetamine en cocaïne;
- de inrichting van rust- en eetfaciliteiten voor vermoedelijk (Zuid-Amerikaanse) medewerkers van de drugsproductie (‘cocaïnekoks’). Het ging hierbij om slaapplekken en een geïmproviseerde ruimte waar eten bereid kon worden. Er was ook een geïmproviseerde wc aanwezig. Ten tijde van de doorzoeking waren er geen personen in de loods (meer) aanwezig.
De volgende voorwerpen die verband houden met, althans die gerelateerd kunnen worden aan de productie van en handel in drugs, zijn aangetroffen in de woning:
- diverse goederen die (mogelijk) in verband met de drugsproductie/-handel in de loods kunnen worden gebracht;
- een doos met 10 vier-inch shells, ook wel mortierbommen genoemd.
Daarnaast is vastgesteld dat de stroomvoorziening van de loods afkomstig was uit de woning. De loods was aangesloten op de groepenkast in de woning. De bij de doorzoeking aanwezige vertegenwoordiger van de energieleverancier heeft de stroom afgesloten vanwege brandgevaar.
1.2
Deze bestuurlijke rapportage heeft geleid tot de brief van 27 juli 2022, waarin de burgemeester aan eisers kenbaar heeft gemaakt voornemens te zijn om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet het perceel voor zes maanden te sluiten. In dit voornemen heeft de burgemeester, onder verwijzing naar de bestuurlijke rapportage, zich op het standpunt gesteld dat in de loods voorwerpen en stoffen zijn aangetroffen die aannemelijk maken dat het perceel een schakel vormt in de productie of distributie van harddrugs. Volgens de burgemeester is het aannemelijk dat in de loods (hard)drugs zijn geproduceerd, althans dat de loods vermoedelijk is gebruikt voor de productie c.q. het wassen van synthetische drugs. In de woning zijn volgens de burgemeester attributen aangetroffen die gerelateerd zijn aan drugsproductie/-handel, te weten verboden munitie.
Tegen dit voornemen hebben eisers hun zienswijze kenbaar gemaakt.
1.3
Bij het primaire besluit van 12 augustus 2022 heeft de burgemeester, onder weerlegging van de zienswijze, de sluiting gelast van het perceel met de zich daarop bevindende woning en loods voor een periode van zes maanden, ingaande op 17 augustus 2022.
Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter gevraagd het bestreden besluit te schorsen. De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten voordat tot sluiting wordt overgegaan.
Bij uitspraak van 28 augustus 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4962 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het primaire besluit afgewezen. De sluiting van het perceel is op 2 september 2022 geeffectueerd.
Bij het bestreden besluit van 13 december 2022 heeft de burgemeester het bezwaarschrift van eisers ongegrond verklaard.
De sluiting is op 2 maart 2023 geëindigd. Niet in geschil is, en ook de rechtbank gaat er van uit, dat eisers nog belang hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het sluitingsbevel.
2. Eisers hebben in beroep betoogd dat de burgemeester niet de bevoegdheid had om de woning zowel op de a-grond als de b-grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Volgens eisers is niet bewezen dat drugs zijn aangetroffen. Er zijn slechts restanten aangetroffen die indicatief zijn getest en waarvan zij nooit resultaten te zien hebben gekregen. Daarnaast hebben zij betoogd dat hetgeen in de loods is aangetroffen niet duidt op voorwerpen om een volledig synthetisch drugslaboratorium of cocaïnewasserij op te zetten.
Subsidiair zijn eisers van mening dat de sluiting van het gehele perceel niet noodzakelijk en niet evenredig was.
3. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Dit laatste betreft voorwerpen of stoffen die iemand voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van drugs.
4. Blijkens het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 21 oktober 2022 heeft onderzoek van het in beslag genomen materiaal de aanwezigheid van amfetamine, cocaïne, cocaïne HCL, ecgonine en benzoylecgonine aangetoond. Deze stoffen zijn vermeld op lijst I van de Opiumwet. Het NFI wijst er in dit verband op dat ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Opiumwet voor toepassing van de Opiumwet en de daarop berustende bepalingen de zouten van de substanties (cocaïne HCL en benzoylecgonine) met die substanties worden gelijkgesteld. Het rapport geeft de volgende informatie over de monsters van het onderzoeksmateriaal:
- een blauw 200 liter dopvat met 16x lege vezelversterkte zakken met aan de binnenzijde bruine restanten (cocaïne aangetroffen);
- bruin, vochtig, op aarde gelijkend materiaal afkomstig uit een uitgehakt gat in het beton (amfetamine, cocaïne, ecgonine en benzoylecgonine aangetroffen);
- bruine vloeistof afkomstig uit 13x 20-liter jerrycans, alle vol (ecgonine aangetroffen);
- lichtgele vloeistof (op een bruine vloeistof) in 9x blauwe 20-liter jerrycans (bevat cocaïne);
- kleurloze vloeistof afkomstig uit 2x blauwe 120-liter ton (bevat ecgonine);
- crèmekleurig geklonterd poeder uit een metalen filter unit met een restant wit poeder aan de buitenzijde (bevat cocaïne);
- 3 liter bruine vloeistof afkomstig uit een witte 12-liter emmer (bevat ecgonine en benzoylecgonine);
- 50 liter lichtgele vloeistof uit een blauw 200-liter dopvat (bevat cocaïne);
- lichtgele vloeistof in een geheel gevulde blauwe 20-liter jerrycan (bevat cocaïne);
- kleurloze vloeistof (op een bruine vloeistof) uit een grijze 20-liter jerrycan (bevat cocaïne);
- 5 cm-hoge lichtgele vloeistof uit een zwarte 120-liter ton (bevat cocaïne);
- 258 jerrycans met circa 5.160 liter vervuilde ethylacetaat, waarvan een kleurloze vloeistof is getest op een lage concentratie cocaïne in een mengsel van ethylacetaat, MEK, hexaan en isomeren van hexaan.
- twee zwarte 60-liter tonnen die aan de binnenzijde zijn besmet met wit poeder (bevat cocaïne);
- lichtrode vloeistof uit een geheel gevulde witte 20-liter jerrycan (bevat ecgonine);
- stroperige bruine vloeistof uit 2 uitlopen van de lekbak van een hydraulische pers (bevat cocaïne);
- restanten wit poeder op de draaiplaat, deur en zijwanden van een magnetron (bevat cocaïne HCL);
- een witte emmer met transparante opengesneden zakken met circa 6 gram witte brokken (bevat cocaïne HCL);
- 2 cm-hoge pasteuze bruine drab-olie uit een (druk)reactieketel (bevat amfetamine);
- 2 grijze vuilniszakken gevuld met een geel-lichtbruine substantie (bevat benzoylecgonine en cocaïne);
- aan de binnenkant van 2 kunststof slangen (amfetamine).
4.1
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van het NFI. Dat betekent dat in de loods grote hoeveelheden vaten, tonnen, jerrycans en emmers met vloeistoffen en materialen zijn aangetroffen waaruit door het NFI een hoeveelheid harddrugs is uitgewassen die daar aanwezig was ten behoeve van de verkoop. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester op basis van de uitkomst van de bemonstering van die hoeveelheden aannemelijk mogen achten dat meer dan 0,5 gram harddrugs in de loods aanwezig was. De aangetroffen harddrugs zijn veelal in lage concentraties aangetroffen maar gelet op de grote hoeveelheid (vloei)stoffen waaruit de monsters genomen zijn, is niet aannemelijk dat de grens van 0,5 gram niet werd overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank was de burgemeester bevoegd om over te gaan tot sluiting van de loods op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten twijfel dat de aangetroffen grote hoeveelheden vaten, tonnen, jerrycans en emmers met vloeistoffen en materialen bestemd waren voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van drugs. Daarmee was de burgemeester ook op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet bevoegd om over te gaan tot sluiting van de loods.
5. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat de woning, de loods en de schapenweide in ruimtelijk en functioneel opzicht samenhangen en daarom gezamenlijk gesloten dienden te worden.
5.1
De rechtbank overweegt dat de loods van stroom werd voorzien vanuit de woning en dat de woning ook beschikte over een applicatie om de deurbel met camera in de loods in de gaten te houden. Volgens eisers functioneerde de deurbel met camera niet meer, maar dat neemt niet weg dat de voorziening is aangelegd met het kennelijke doel om vanuit de woning zicht te hebben op de loop naar de loods. Verder acht de rechtbank van belang dat [eiser] in de woning woont en dat hij geïdentificeerd is als één van de twee mannen die hielpen bij het laden van het drugsafval. Voorts is in de woning de huurovereenkomst voor de loods aangetroffen. Die overeenkomst is gesloten op basis van een identiteitskaart die was gestolen van een Belgische mevrouw. Dat betekent dat eisers hun loods verhuurd hebben aan iemand wiens identiteit zij niet hebben vastgelegd in de huurovereenkomst. Verder zijn in de woning 10 mortierbommen aangetroffen en is onder de overkapping aan de woning een slang aangetroffen die, vanwege de geur, vermoedelijk restanten van amfetamine bevatte.
Volgens eisers gaat het bij de mortierbommen om vuurwerk, dat hun zoon niet thuis durfde af te steken en op te slaan omdat hij in een woonwijk woont maar de rechtbank kan de burgemeester volgen in zijn stelling dat die reden al duidelijk maakt dat de mortierbommen ook nuttig kunnen zijn in het drugscircuit. Daarnaast is in de woning pepperspray aangetroffen alsook microweegschaaltjes, testbuisjes en gripzakjes. Eisers kan worden toegegeven dat, zoals eiseres ter zitting betoogde, met name laatstgenoemde voorwerpen in veel winkels te koop zijn en hun nut kunnen bewijzen in een huishouden, maar hun aanwezigheid in een woning nabij een drugslaboratorium op hetzelfde perceel is minder onschuldig dan in een willekeurige andere woning.
5.2
Al deze feiten en omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat de burgemeester terecht heeft aangenomen dat de woning in ruimtelijk en functioneel opzicht een rol speelde bij de activiteiten die in de loods plaatsvonden.
5.3
Volgens de burgemeester vormde de schapenweide eveneens een ruimtelijk en functioneel, met de drugsproductie in de loods samenhangend geheel omdat de weide zich bevindt op hetzelfde kadastrale perceel, direct grenst aan de loods en dat aannemelijk is dat vanuit de loods via een speciaal daarvoor aangebrachte afvoer in deze weide drugsafval werd geloosd. Eisers hebben betwist dat er een samenhang is met het drugslaboratorium in de loods. Volgens hen is er op de schapenweide geen verontreiniging aangetroffen en kan daarom ook niet gezegd worden dat daar drugsafval is geloosd.
5.4
In de bestuurlijke rapportage van 10 augustus 2022 is door een brigadier van politie op ambtsbelofte verklaard dat met behulp van een flexibele slang een afvoer in de loods is gemaakt die via de dakgoot uitwatert in de naastgelegen schapenwei. Het was de brigadier van politie niet bekend welke vloeistof op deze manier is afgevoerd, maar hij heeft wel geconstateerd dat een deel van de coniferen heg naast de loods geheel dood is. Het NFI heeft bodemmonsters genomen voor nader onderzoek maar de uitslag van dit onderzoek was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet bekend. Dat neemt niet weg dat de burgemeester bij het nemen van dat besluit heeft mogen aannemen dat de schapenweide een rol speelde in de afvoer van vloeistof(fen) vanuit de loods. De vraag of het daarbij ging om bodemverontreinigende vloeistoffen of niet kon op dat moment onbeantwoord blijven omdat het evident niet ging om een reguliere afvoer van water.
5.5
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de burgemeester heeft kunnen vinden dat de woning, de loods en de schapenweide in ruimtelijk en functioneel opzicht samenhangen en daarom gezamenlijk gesloten dienden te worden.
6. De burgemeester heeft het perceel overeenkomstig het niet onredelijk te achten Damoclesbeleid gesloten voor een periode van zes maanden. Eisers hebben de noodzaak van de sluiting bestreden, maar in navolging van de voorzieningenrechter is ook de rechtbank van oordeel dat die noodzaak is gelegen in de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Daarbij is in aanmerking genomen dat grote hoeveelheden chemicaliën in de loods zijn gekomen en dat de drugs en het drugsafval de loods weer hebben verlaten. De aangetroffen hoeveelheid afval en de vervuiling van het perceel, in ieder geval onder en in de directe omgeving van de loods, maken aannemelijk dat in de loods meerdere malen drugs zijn geproduceerd en dat het perceel een schakel is in de productie en handel van drugs.
7. De rechtbank kan eisers niet volgen in hun stelling dat hen geen verwijt gemaakt kan worden. Eisers wonen beiden op het perceel en [eiser] is door getuigen herkend als iemand die heeft meegeholpen bij het inladen van drugsafval. In het verlengde hiervan moet worden aangenomen dat in elk geval [eiser] op de hoogte was, dan wel op de hoogte kon zijn, van de in de loods aangetroffen vaten, tonnen, jerrycans en emmers met vloeistoffen en materialen en de bestemming ervan. Voorts hebben eisers hun loods verhuurd aan iemand die zich gelegitimeerd heeft met een gestolen identiteitskaart. Dit betekent dat zij zich niet vergewist hebben van de juiste identiteit van de huurder. In het licht hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de burgemeester bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen vasthouden aan sluiting van de loods, de woning en de schapenweide voor een periode van zes maanden. Daarbij is in aanmerking genomen dat [eiseres] gedurende zes maanden haar hondenopvang niet heeft kunnen exploiteren, maar deze opvang was hobbymatig en vormde geen wezenlijke bron van inkomsten.
8. Het beroep van eisers zal daarom ongegrond worden verklaard. Gegeven deze uitkomst bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 4 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.