ECLI:NL:RBZWB:2023:6331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
BRE 23/60
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de rechtbank op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, een inwoner van Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, maar vernietigde later de aanslag ambtshalve. Hierop trok de belanghebbende zijn beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen kosten had gemaakt, aangezien hij geen proceskosten had opgegeven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 8:54, 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die de voorwaarden voor proceskostenveroordeling regelen. De rechtbank merkte op dat de heffingsambtenaar weliswaar tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende, maar dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen bewijs was van gemaakte kosten die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De rechtbank wees er ook op dat de heffingsambtenaar verplicht is om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, en dat de belanghebbende zich hiervoor tot de heffingsambtenaar moet wenden. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/60

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , Duitsland, belanghebbende,

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Met dagtekening 30 juni 2022 heeft de heffingsambtenaar de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022 opgelegd voor het [object] te ( [postcode] ) [plaats 2] met [aanslagnummer] .
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
Bij brief van 18 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar de aanslag ambtshalve vernietigd.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Belanghebbende heeft een formulier proceskosten ingediend. Hieruit blijkt dat belanghebbende geen kosten heeft gemaakt.
Omdat belanghebbende geen kosten heeft gesteld is de heffingsambtenaar niet in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de heffingsambtenaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb.
De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
(De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.