ECLI:NL:RBZWB:2023:6331
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de rechtbank op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, een inwoner van Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2022, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, maar vernietigde later de aanslag ambtshalve. Hierop trok de belanghebbende zijn beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen kosten had gemaakt, aangezien hij geen proceskosten had opgegeven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 8:54, 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die de voorwaarden voor proceskostenveroordeling regelen. De rechtbank merkte op dat de heffingsambtenaar weliswaar tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende, maar dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen bewijs was van gemaakte kosten die voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De rechtbank wees er ook op dat de heffingsambtenaar verplicht is om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, en dat de belanghebbende zich hiervoor tot de heffingsambtenaar moet wenden. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.