ECLI:NL:RBZWB:2023:6290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
BRE 23/2202
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de ontvanger tot betaling van proceskosten in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om veroordeling van de ontvanger in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende, afkomstig uit België, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de ontvanger van de belastingdienst, dat op 17 februari 2023 was genomen. Dit beroep werd ingetrokken nadat de ontvanger op 11 mei 2023 het eerdere besluit had ingetrokken. Het beroep betrof de in rekening gebrachte vervolgingskosten op de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak juli 2022 tot en met september 2022.

De rechtbank heeft de ontvanger in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De ontvanger heeft erkend dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 837,-. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling en heeft het verzoek toegewezen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank concludeert dat de ontvanger aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door het intrekken van het besluit, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is. De ontvanger wordt veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan de belanghebbende, en daarnaast is de ontvanger verplicht het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], België, belanghebbende,

([gemachtigde]),
en

De ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de ontvanger in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de inspecteur dan wel de ontvanger van 17 februari 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de ontvanger op 11 mei 2023 dit besluit heeft ingetrokken. Het beroep ziet op de in rekening gebrachte vervolgingskosten op de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak juli 2022 tot en met september 2022 met [aanslagnummer]F.01.2270.
1.1.
De rechtbank heeft de ontvanger in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De ontvanger heeft de rechtbank meegedeeld dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 837,-.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de ontvanger aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de ontvanger geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 31 maart 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard. De ontvanger heeft op 11 mei 2023 medegedeeld dat het bezwaarschrift tegen de in rekening gebrachte vervolgingskosten onterecht is aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting en er geen uitspraak is gedaan met betrekking tot de vervolgingskosten. De ontvanger is van mening dat gelet op deze omstandigheid de vervolgingskosten moeten komen te vervallen. Hiermee is de ontvanger tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Welk bedrag aan proceskosten moet de ontvanger aan belanghebbende vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De ontvanger moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de ontvanger verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de ontvanger wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de ontvanger tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
(De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.