In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] inzake de aan [vergunninghouder] verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakopbouw op een bestaande garage met carport. Het college had op 6 februari 2023 een besluit genomen, dat op 23 februari 2023 werd verzonden, waarin de bezwaren van eisers tegen de vergunning ongegrond werden verklaard. De rechtbank heeft op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, na een zitting op 19 juni 2023 in Breda.
Eisers hebben aangevoerd dat het positieve welstandsadvies van de Welstandscommissie onvoldoende rekening houdt met hun belangen en dat het college het advies zonder motivering heeft overgenomen, wat in strijd zou zijn met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur. Daarnaast hebben zij betoogd dat hun uitzicht onrechtmatig wordt beperkt door de dakopbouw en dat de waarde van hun woning daardoor zal dalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, omdat de Welstandscommissie het bouwplan op de juiste wijze heeft getoetst aan de geldende welstandscriteria.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder niet alle betrokkenen heeft geraadpleegd, maar heeft geoordeeld dat eisers hierdoor niet in hun belangen zijn geschaad, omdat zij alsnog hun visie op het bouwplan hebben kunnen geven. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers, voor zover gericht tegen de afwijking van het bestemmingsplan en de bouwhoogte van de dakopbouw, ongegrond verklaard. Wel heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd voor zover dit betrekking heeft op de activiteit "bouwen", omdat de carport niet bestaand is en dit niet correct was vermeld in de aanvraag. De rechtbank heeft het college opgedragen het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden.