In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Sarrari, heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt is, terwijl het UWV in zijn besluit van 9 maart 2021 heeft vastgesteld dat eiser slechts 26,60% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de gemachtigde van eiser de gelegenheid te geven te reageren op een rapport van de verzekeringsarts.
Na verdere correspondentie en een tweede zitting op 20 juli 2023, heeft de rechtbank de argumenten van eiser beoordeeld. Eiser stelde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door geen fysiek onderzoek uit te voeren en dat zijn beperkingen niet juist waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen adequaat was. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in een nadeligere positie was gekomen door het indienen van bezwaar, en dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, bevestigde de beslissing van het UWV en oordeelde dat het UWV het griffierecht aan eiser moest vergoeden, evenals de proceskosten. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 2.511,-. De uitspraak werd gedaan op 31 augustus 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.