ECLI:NL:RBZWB:2023:6223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
23-008690
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen geld in drugshandelzaak

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door klager tegen het beslag op een geldbedrag van € 1.750,00. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.J. van Rijsbergen, heeft het klaagschrift ingediend op 2 april 2023, met het verzoek tot opheffing van het beslag en teruggave van het geld. De behandeling vond plaats in raadkamer op 22 augustus 2023, waarbij de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en de waarnemend raadsvrouw mr. S. van Minderhout aanwezig waren. Klager was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klager wordt verdacht van het bezit en de handel in grote hoeveelheden harddrugs. De officier van justitie heeft betoogd dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat het geld mogelijk is verkregen uit illegale activiteiten. Klager heeft aangevoerd dat het geld van zijn familie afkomstig is en dat hij geen afstand heeft gedaan van het geld. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het geld, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter het geld later zal verbeurd verklaren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het klaagschrift ongegrond is, omdat het voortduren van het beslag noodzakelijk is voor de strafvordering. De beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is op 5 september 2023 openbaar gemaakt. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-038387-23
rk.nummer: 23-008690
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, op het adres Parkstraat 10, 4818 SJ Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 7 februari 2023 onder klager in beslag is genomen: een geldbedrag van € 1.750,00 (hierna: geld).
  • het klaagschrift, ingediend op 2 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 augustus 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en waarnemend raadsvrouw mr. S. van Minderhout als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van het inbeslaggenomen geld en daarvan geen afstand heeft gedaan. Daarnaast stelt klager te worden bezwaard door de inbeslagname en de voortduring daarvan. Klager is van mening dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. In raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdenking tegen klager niet per definitie betekent dat het geld is verkregen door middel van illegale activiteiten. Dat blijkt ook niet uit het dossier. De raadsvrouw verklaart namens klager dat hij het geld van zijn familie uit het buitenland heeft gekregen en dat het daar normaal is coupures met een dergelijke waarde aan familie te geven.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring namens verdachte gedaan door zijn raadsvrouw niet kan worden getoetst, nu klager niet bij de raadkamerbehandeling is verschenen. De officier van justitie voert aan dat klager wordt verdacht van het bezit van grote hoeveelheden harddrugs en de handel daarin. Een aantal dagen na het waarnemen van de overdracht van pakketten is klager aangehouden terwijl hij het geld onder zich had. Gelet op het korte tijdsverloop, het feit dat algemeen bekend is dat met handel in drugs veel contant geld wordt verdiend en de aard van de coupures, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter het geld verbeurd zal verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager wordt verdacht van handel in harddrugs en dat tijdens de aanhouding van klager contant geld in diverse coupures is aangetroffen. Hierbij waren ook coupures van € 500,00. De raadsvrouw heeft namens klager verklaard waarom klager contant geld in onder meer coupures van € 500,00 bij zich droeg. De rechtbank stelt vast dat klager zelf hierover vooralsnog niet heeft verklaard en dat hij ook niet bij de raadkamerbehandeling aanwezig is om de verklaring af te legen en nader toe te lichten. Naar het oordeel van de rechtbank staat het de raadsvrouw een standpunt namens haar cliënt te verwoorden. Het is echter niet mogelijk om namens klager een verklaring af te leggen. De rechtbank zal deze verklaring daarom niet betrekken in haar oordeel.
De rechtbank vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat coupures van € 500,00 niet meer in het reguliere betalingsverkeer worden ingebracht. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke coupures nog wel met regelmaat gebruikt worden in het criminele milieu bij onder andere de handel in drugs. Dit maakt het opmerkelijk dat klager onder meer dergelijke coupures voorhanden had. Uit het raadkamerdossier blijkt verder dat de rechtbank bij de pro formabehandeling van de hoofdzaak heeft vastgesteld dat er nog ernstige bezwaren bestaan voor de verdenking van de handel in harddrugs door klager. Alles overwegende acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, zal overgaan tot verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 5 september gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).