ECLI:NL:RBZWB:2023:6212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1207
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de gemeente Roosendaal inzake openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 22 oktober 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, waarin de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd geweigerd. Eiser had op 20 november 2020 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de communicatie tussen de gemeente en Rijkswaterstaat over een voorgenomen project. Het college had in een eerder besluit documenten openbaar gemaakt, maar eiser was van mening dat niet alle relevante documenten waren verstrekt. De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat er geen verdere documenten beschikbaar zijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek, maar laat de rechtsgevolgen van dat vernietigde deel in stand, omdat het college in beroep alsnog de wijze van onderzoek inzichtelijk heeft gemaakt. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 759,- en het griffierecht op € 184,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1207 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 22 oktober 2021 (bestreden besluit) over de openbaarmaking van documenten in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob)
1.1
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser over zijn aanvraag om openbaarmaking van stukken op grond van de Wob. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4 Feiten en omstandigheden
Eiser heeft op 20 november 2020 verzocht om openbaarmaking van documenten over de communicatie tussen de gemeente Roosendaal en Rijkswaterstaat over de voorgenomen ontwikkeling [project] , inclusief infrastructuur, in de vorm van brieven, (gespreks)verslagen/notulen, e-mailverkeer, rapporten en notities/memo’s, inclusief alle bijbehorende en relevante gegevens zoals bijlagen.
Het college heeft met het besluit van 17 december 2020 documenten openbaar gemaakt.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 28 januari 2021.
De commissie voor de bezwaarschriften heeft op 13 september 2021 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en nogmaals goed onderzoek te doen naar mogelijke openbaarmaking van documenten en het besluit van 17 december 2020 te herroepen.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen.
5
. Juridisch kader
Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en zo’n mededeling niet geloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
De Afdeling heeft geoordeeld dat voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van dit bestuursorgaan mag worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. [2]
6
. Communicatie tussen de gemeente en Rijkswaterstaat
6.1
Eiser heeft betoogd dat de communicatie tussen de gemeente en Rijkswaterstaat niet openbaar is gemaakt. Het is ongeloofwaardig dat over de aansluiting op de snelweg en de realisatie van een parallelrijbaan slechts een handvol e-mails beschikbaar is. In de e-mail van 11 mei 2020 wordt verwezen naar een bijeenkomst van 13 mei 2020. Het is niet geloofwaardig dat er na 11 mei 2020 geen enkele communicatie meer met Rijkswaterstaat is geweest. In de e-mail van de gemeente van 9 april 2020 wordt verwezen naar een bijlage en wordt ongemotiveerd gesteld dat een extra aansluiting op de A58 niet mogelijk is. De motivering en de bijlage ontbreken. Uit de openbaar gemaakte documenten volgt op generlei wijze hoe met Rijkswaterstaat is gecommuniceerd over de aanleg van de rotonde bij de zuidelijk afslag van de A58 en hoe tot de conclusie is gekomen dat enkel op deze locatie aan aansluiting mogelijk was. Uit de e-mailcorrespondentie volgt dat hierover al gesproken was. Het college heeft ook de plicht om op grond van de Archiefwet om archiefbescheiden, waaronder e-mails, op te slaan. Ten slotte heeft het college in het bestreden besluit over de correspondentie van voor 2020 gesteld dat de rapportage waarnaar wordt verwezen vertraging heeft opgelopen. Het is onduidelijk welke rapportage het college hiermee bedoeld.
6.2
Het college heeft gesteld dat naar de documenten is gezocht binnen de strekking en de periode van het Wob-verzoek. Aan betrokken ambtenaren is gevraagd of zij in hun e-mailbox willen nagaan of zij beschikken over e-mailverkeer in de betreffende periode over het betreffende project met Rijkswaterstaat. Daarbij is gebleken dat een van de betrokken beleidsmedewerkers verkeer sinds 1 januari 2018 niet meer in dienst is bij de gemeente. Het e-mailaccount van deze beleidsmedewerker verkeer is na uitdiensttreding verwijderd en niet bewaard gebleven. In de mailbox van de opvolgende verkeersdeskundige, die ook werkzaam was in de periode waarop het verzoek van eiser zag, is ook gezocht naar communicatie, maar daarin is geen e-mailverkeer met Rijkswaterstaat aangetroffen. Ook is gezocht naar communicatie tussen de gemeente en Rijkswaterstaat in de mailbox van de projectmanager en de projectleider Civiel. De eerste projectleider is bij de gemeente in dienst geweest tot 1 april 2018, zodat zijn e-mail niet meer geraadpleegd kan worden. De communicatie met Rijkswaterstaat ten behoeve van het project is ambtelijk verlopen. Door de coronamaatregelen heeft communicatie tussen de gemeente en Rijkswaterstaat via een digitale verbinding via Teams of telefonisch plaatsgevonden. Deze overleggen zijn niet opgenomen en hiervan is geen verslaglegging gemaakt. Het college heeft gesteld dat de bijlage bij de e-mail van 9 april 2020 naar alle waarschijnlijkheid niet is bijgevoegd bij de e-mail. Er is immers geen attachment zichtbaar. Er is gevraagd aan de project-assistent of zij in het e-mailverkeer wilde nagaan of deze bijlage er was en deze in de e-mail zat. Gebleken is dat de bijlage in eerste instantie abusievelijk niet is gevonden. Deze zal alsnog aan eiser worden verstrekt.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze naar de documenten is gezocht en dat het niet ongeloofwaardig voorkomt dat zij niet over meer documenten beschikt. Er is gezocht in de e-mailboxen van betrokken ambtenaren. Als de documenten onder het college zouden berusten, zouden deze hierin aangetroffen zijn. Het college heeft daarnaast gemotiveerd dat de e-mailboxen van een tweetal ex-medewerkers niet meer raadpleegbaar zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken of voldoende concrete aanknopingspunten te bieden dat de documenten wel onder het college berusten. Hier is eiser niet in geslaagd. Het enkel stellen dat er meer communicatie zou moeten zijn, gelet op de aard en omvang van het project, is daarvoor onvoldoende. Ook het feit dat het college archiefbescheiden zou moeten opslaan, betekent niet dat het college daadwerkelijk over meer e-mailcorrespondentie beschikt.
7
. Wijze van onderzoek
Het college heeft pas in beroep gemotiveerd hoe naar de gevraagde documenten is gezocht. Nu in het bestreden besluit geen uitleg is gegeven over de wijze van onderzoek, is dat besluit ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding dat besluit in zoverre te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van dat vernietigde gedeelte in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand. Dit omdat het college in beroep alsnog de wijze van onderzoek inzichtelijk heeft gemaakt.
8.2
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
8.3
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 759,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepsschrift heeft ingediend. Het beroep is gelijktijdig op zitting behandeld met de zaken BRE 21/4458, BRE 21/4463, BRE 22/1199, BRE 22/1200, BRE 22/1558 en BRE 22/4320. De proceskostenvergoeding voor het verschijnen op zitting dient eenmalig te worden vergoed. De proceskostenvergoeding is al toegewezen in de zaak BRE 21/4458.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 oktober 2021, voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde deel in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 31 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (vervallen met ingang 1 mei 2022)
Artikel 1 van de Wob
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Artikel 3, eerste lid, van de Wob
Een ieder kan een verzoek neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

Voetnoten

1.ABRvS 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1430.
2.ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899.