ECLI:NL:RBZWB:2023:6210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1200
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit over openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 13 januari 2022, waarin het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal documenten heeft geweigerd openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de communicatie tussen de gemeente en ProRail over verschillende spoorwegkruisingen. De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van eiser aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat alle relevante documenten zijn gezocht en dat het besluit ondeugdelijk gemotiveerd is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat het college in beroep alsnog de wijze van onderzoek heeft toegelicht. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald.

De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er meer documenten onder het college berusten dan het college heeft aangegeven. De rechtbank concludeert dat het college voldoende heeft aangetoond dat het niet ongeloofwaardig is dat de documenten niet onder hen berusten, en dat eiser hierin niet is geslaagd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1200 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 13 januari 2022 (bestreden besluit) over de openbaarmaking van documenten in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
1.1
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het college [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van 13 januari 2022 (bestreden besluit) inzake de openbaarmaking van documenten in de zin van de Wet openbaarheid bestuur (hierna: Wob). Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3 De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4
. Feiten en omstandigheden
Eiser heeft op 28 december 2020 verzocht om openbaarmaking van documenten over de communicatie tussen de gemeente Roosendaal en ProRail, in de vorm van brieven, (gespreks)veslagen/notulen, e-mailverkeer, rapporten en notities/memo’s, inclusief alle bijbehorende en relevante gegevens zoals bijlagen. Eiser heeft daarbij gevraagd dat de volgende gelijkvloerse spoorwegkruisingen worden betrokken: de zuidelijke spoorwegkruising aan de Willem Dreesweg, de noordelijke spoorwegkruising aan de Willem Dreesweg, de Heerma van Vosstraat, de Bulkenaarsestraat/Hollewegje en de Hoekstraat.
Het college heeft met het besluit van 19 februari 2021 documenten openbaar gemaakt. Het college heeft niet alle informatie openbaar gemaakt op grond van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob en artikel 2.57, tweede lid, dan wel 2.138, onder c, van de Aanbestedingswet 2012.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 25 maart 2021.
De commissie voor de bezwaarschriften heeft op 13 september 2021 geadviseerd om het bezwaar over de weglakking vanwege de Aanbestedingswet ongegrond te verklaren en nader te onderzoeken of in het dossier ProRail nadere stukken aanwezig zijn die openbaar gemaakt kunnen worden.
5
. Juridisch kader
Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en zo’n mededeling niet geloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
De Afdeling heeft geoordeeld dat voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van dit bestuursorgaan mag worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. [2]
6
. Communicatie met ProRail over storing spoorbomen
6.1
Eiser heeft betoogd dat de ontwikkeling van het gebied Bulkenaar en de ontwikkeling van een nieuwe zuidelijke ontsluiting van het gebied Tolberg aanzienlijke processen zijn, waarbij veelvuldig contact moet zijn geweest tussen ProRail en de gemeente om tot geschikte oplossingen te komen voor de spoorwegen in het gebied. Daarnaast wordt onderzocht of een nieuw treinstation bij het gebied Bulkenaar kan worden ontwikkeld. Dit werd ten tijde van het verzoek al bestudeerd en blijkt uit de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan Bulkenaar. Het is niet geloofwaardig dat er slechts enkele e-mails beschikbaar zijn. Onvoldoende is gebleken of het college enkel heeft gezocht in de e-mailbox van de verkeerskundige, of ook in de e-mailbox van andere medewerkers. Het ligt in de rede dat de projectleiders ook geïnformeerd zijn. De e-mailbox van de betrokken beleidsmedewerkers en de verantwoordelijke wethouders zijn ten onrechte niet onderzocht. Uit een reactie van 10 februari 2020 van [wethouder] volgt dat deze wethouder direct of indirect geïnformeerd is over het contact met ProRail. Daarnaast is op social media geklaagd over storingen van de spoorbomen. Voor zover deze informatie in privéberichten zijn verstuurd, is deze informatie makkelijk te raadplegen en openbaar te maken.
6.2
Het college heeft gesteld dat is gezocht in het projectdossier en in het zaaksysteem van de gemeente naar verslaglegging van communicatie met ProRail over het project. Ook is gezocht in e-mailcommunicatie van betrokken projectmedewerkers, in het bijzonder de verkeerskundige. In kader van de communicatie met ProRail is de verkeerskundige de aangewezen contactpersoon bij de gemeente. In de e-mailbox van de verkeerskundige zijn geen andere e-mailberichten gevonden. De e-mail van de vertrokken verkeerskundige is verwijderd en daarover heeft het college geen beschikking. E-mailverkeer wordt niet in andere systemen opgeslagen, zodat geen e-mailverkeer van deze medewerker bij de gemeente berust. Een groot deel van de communicatie tussen de gemeente en ProRail heeft bovendien via een digitale videoverbinding via Teams plaatsgevonden ten gevolge van de coronamaatregelen, dan wel via telefonisch contact. Dergelijk overleg is niet opgenomen of op andere wijze vastgelegd in een schriftelijk verslag.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de documenten is gezocht en dat het niet ongeloofwaardig voorkomt dat de documenten niet onder het college berusten. Het college heeft gezocht in het projectdossier, het zaaksysteem en de e-mailcommunicatie van betrokken projectmedewerkers. Als er meer communicatie onder het college zou berusten, zou dat in deze bronnen aangetroffen moeten zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken of voldoende concrete aanknopingspunten te bieden dat wel meer communicatie onder het college berust. Hier is eiser niet in geslaagd. De reactie van de wethouder waar eiser naar verwijst betreft beantwoording van een vraag van een raadslid over de storingen bij de spoorbomen. De reactie van de wethouder luidt:
“Ja, dit is bekend. De gesloten spoorwegovergangen bij de Willem Dreesweg die hierdoor ontstaan is een terugkerend onderwerp van gesprek met ProRail.”. Uit deze reactie kan niet de conclusie getrokken worden dat de wethouder contact heeft gehad met ProRail en dat hiervan verslaglegging bestaat. Het college heeft namelijk gesteld dat een groot deel van de communicatie heeft plaatsgevonden via digitale videoverbinding en hiervan is geen verslaglegging gemaakt. De rechtbank ziet geen reden om daar anders over te oordelen.
7
. Wijze van onderzoek
Het college heeft pas in beroep gemotiveerd hoe naar de gevraagde documenten is gezocht. Nu in het bestreden besluit geen uitleg is gegeven over de wijze van onderzoek, is het besluit ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding dat besluit in zoverre te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van dat vernietigde gedeelte in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand. Dit omdat het college in beroep alsnog de wijze van onderzoek inzichtelijk heeft gemaakt.
8.2
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
8.3
Het college moet deze vergoeding betalen. Dee vergoeding bedraagt € 759,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Het beroep is gelijktijdig op zitting behandeld met de zaken BRE 21/4458, BRE 21/4463, BRE 22/1199, BRE 22/1207, BRE 22/1558 en BRE 22/4320. De proceskostenvergoeding voor het verschijnen op zitting dient eenmalig te worden vergoed. De proceskostenvergoeding is al toegewezen in de zaak BRE 21/4458.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 januari 2022, voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde deel in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 31 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (Vervallen met ingang van 1 mei 2022)
Artikel 1, van de Wob
In deze wet en de daarom berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan;
c. intern beraad: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid;
f. persoonlijke beleidsopvatting: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
Artikel 3, van de Wob
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
3. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.

Voetnoten

1.ABRvS 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1430.
2.ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899.