ECLI:NL:RBZWB:2023:6198
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kostenvergoeding naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 29 december 2022 was gedaan. Het beroep betrof de kostenvergoeding voor de bezwaarfase inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemachtigde van de belanghebbende stelde dat de uitspraak op bezwaar pas op 10 januari 2023 per e-mail bekend was gemaakt, wat volgens hem leidde tot een onjuist tarief voor de kostenvergoeding.
De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk ongegrond was en deed uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, 29 december 2022, leidend was en dat er geen aanwijzingen waren dat het besluit niet in 2022 tot stand was gekomen. De heffingsambtenaar had terecht het tarief gehanteerd dat gold in 2022, ongeacht de latere bekendmaking in 2023.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de partijen, met de mogelijkheid voor de belanghebbende om binnen 6 weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens was met de uitspraak.