ECLI:NL:RBZWB:2023:6152

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
BRE-22_1278
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2023, wordt het verzoek van belanghebbende B.V. om veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten afgewezen. De belanghebbende had eerder zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 11 februari 2022 ingetrokken. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De heffingsambtenaar stelde dat er geen sprake was van een tegemoetkoming aan het bezwaar van de belanghebbende, aangezien deze het beroep uit eigen overweging had ingetrokken.

De rechtbank oordeelt dat, om in aanmerking te komen voor proceskostenvergoeding, er sprake moet zijn van een tegemoetkoming door het bestuursorgaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 28 februari 2022 beroep had ingesteld tegen het bestreden besluit, maar dat er geen bewijs is dat de heffingsambtenaar aan het beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1278

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende

( [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 11 februari 2022.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen sprake is van een tegemoetkoming aan het bezwaar van belanghebbende, maar dat belanghebbende het beroep uit eigen overweging heeft ingetrokken en dat er daarom geen recht bestaat op vergoeding van de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 28 februari 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard.
4.2.
Bij brief van 10 januari 2023 deelt belanghebbende het volgende mee:
“Langs deze weg deel ik u mede dat ik de rechtsgang betreffende bovengenoemde zaak terstond stop zet. De betreffende taxaties zijn geheel onterecht, maar door elke keer nieuwe informatie uwerzijds op te vragen en vragen die ik stel onbeantwoord blijven zie ik dit als een zaak van traineren. (…)”
4.3.
De griffier heeft naar aanleiding van deze brief belanghebbende gevraagd of hij met zijn brief van 10 januari 2023 bedoeld heeft het beroepschrift in te willen trekken.
4.4.
Bij brief van 24 januari 2023 trekt belanghebbende het beroep in. Belanghebbende verzoekt daarbij om vergoeding van andere kosten ten bedrage van € 819,-.
4.5.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is niet gesteld of gebleken dat de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van belanghebbende. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 6 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
(de rechter is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).