ECLI:NL:RBZWB:2023:6148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4463
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de gemeente Roosendaal inzake openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 22 oktober 2021 over de openbaarmaking van documenten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Oosterbroek, heeft verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling van een project, inclusief raadsbesluiten en andere relevante stukken. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en heeft in eerdere besluiten documenten openbaar gemaakt, maar niet alle gevraagde informatie. De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft aangetoond dat het niet over meer documenten beschikt dan reeds openbaar gemaakt. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er nog andere documenten onder het college berusten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd was. De rechtbank vernietigt het besluit van 28 oktober 2021 voor zover het betreft het verrichte onderzoek, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4463 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 22 oktober 2021 (bestreden besluit) over de openbaarmaking van documenten in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het college [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser over zijn aanvraag om openbaarmaking van stukken op grond van de Wob. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4
. Feiten en omstandigheden
Eiser heeft op 18 januari 2021 het college verzocht om openbaarmaking van de documenten over de voorgenomen ontwikkeling [project] , inclusief infrastructuur en Zuidelijke ontsluiting, in de vorm van raadsbesluiten, gevoteerde kredieten, brieven, (gespreks)verslagen/notulen, e-mailverkeer, rapporten en notities/memo’s, inclusief alle bijbehorende en relevante gegevens zoals bijlagen.
Het college heeft met haar besluit van 23 maart 2020 documenten openbaar gemaakt. Het college heeft niet alle informatie openbaar gemaakt op grond van artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 4 mei 2021.
Het college heeft op 25 mei 2021 in aanvulling op het besluit van 23 maart 2020 meer documenten openbaar gemaakt.
De commissie voor de bezwaarschriften (hierna: commissie) heeft het college geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren en nog twee documenten openbaar te maken.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar gegrond te verklaren en nog twee documenten openbaar te maken.
5
. Juridisch kader
Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en zo’n mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
De Afdeling heeft geoordeeld dat voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van dit bestuursorgaan mag worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. [2]
6
. Kredieten
6.1
Eiser heeft betoogd dat het niet geloofwaardig is dat voor de totstandkoming van de kredieten geen enkele documenten zoals e-mails, memo’s, rapporten of notulen bij het bestuursorgaan berusten. Het kan niet anders dan dat voor de voorbereiding van de raadsbesluiten en de daaraan gekoppelde kredieten meerdere van voornoemde documenten onder het bestuursorgaan berusten. Over de voorbereiding van de documenten is veelvuldig overlegd tussen ambtenaren onderling, dan wel met het college of de verantwoordelijke wethouder. Ten onrechte is niet gezocht in de mailboxen van andere betrokken medewerkers, naast de projectleider Bravis en de jurist vastgoed. Er moet overleg zijn geweest met een business controller of iemand die anderszins betrokken is bij de financiën van de gemeente, bijvoorbeeld de strategisch beleidsmedewerker economie.
6.2
Het college heeft het projectdossier en het zaaksysteem geraadpleegd. Ook is aan de betrokken ambtenaren gevraagd om in hun e-mailboxen te zoeken naar e-mails in de periode 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2021 over het onderwerp in het Wob-verzoek. De betrokken ambtenaren waren de jurist vastgoed en de projectleider Bravis. Tevens was hier een financieel adviseur bij betrokken. Dit was een tijdelijke ingehuurde medewerker. Deze medewerker is niet meer werkzaam voor de gemeente. De e-mails van deze medewerker zijn niet bewaard gebleven. De andere financieel adviseurs waren hierbij niet betrokken.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe naar de documenten is gezocht en dat het niet ongeloofwaardig voorkomt dat het college niet over meer documenten over de totstandkoming van de kredieten beschikt. Het college heeft gezocht in de e-mailboxen van de betrokken ambtenaren. Daarnaast zijn e-mails van een ingehuurde medewerker verloren gegaan bij zijn/haar vertrek. Het is aan eiser om aannemelijk te maken of voldoende concrete aanknopingspunten te bieden dat de stukken wel onder het college berusten. Eiser is hierin niet geslaagd. Het enkel stellen dat er documenten onder het college moeten berusten, is onvoldoende.
7
. Raming op hoofdlijnen
7.1
Eiser heeft betoogd dat, nu de raming ten tijde van het bestreden besluit was opgenomen in het openbaar gemaakte exploitatieplan, er geen reden bestaat om de raming op hoofdlijnen niet openbaar te maken. Niet is gesteld, noch gemotiveerd, dat de onderhandelingspositie van de gemeente ten tijde van het bestreden besluit alsnog in het geding was bij het openbaar maken van de stukken.
7.2
Het college is van mening dat de belangen van openbaarheid niet opwegen tegen de financiële en economische belangen van de gemeente en daarom terecht is geweigerd om de stukken niet openbaar te maken. De inhoud van deze documenten zou, op het moment van besluitvorming, de onderhandeling van de gemeente kunnen schaden. Dit zou onder meer de onderhandelingspositie van de gemeente ten aanzien van grondverwerving kunnen schaden. De stukken zijn niet openbaar gemaakt op grond van artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob.
7.3
Op grond van artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob blijft het verstrekken van informatie op grond van deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: de economische en financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen.
7.4
De rechtbank is van oordeel dat het college ten tijde van het bestreden besluit de raming op hoofdlijnen terecht niet openbaar heeft gemaakt. De onderhandelingspositie van de gemeente over de grondverwerving kon worden geschaad indien de raming op hoofdlijnen openbaar zou worden gemaakt. Deze raming bevat namelijk concurrentiegevoelige informatie. Het belang bij openbaarmaking van raming op hoofdlijnen woog dan ook niet op tegen het economische en financiële belang van de gemeente.
8
. Wijze van onderzoek
Het college heeft pas in beroep gemotiveerd hoe naar de gevraagde documenten is gezocht. Nu in het bestreden besluit geen uitleg is gegeven over de wijze van onderzoek, is dat besluit ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding dat besluit in zoverre te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van dat vernietigde gedeelte in stand te laten.

Conclusie en gevolgen

9.1
Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand. Dit omdat het college in beroep alsnog de wijze van onderzoek inzichtelijk heeft gemaakt.
9.2
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
9.3
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 759,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepsschrift heeft ingediend. Het beroep is gelijktijdig op zitting behandeld met de zaken BRE 21/4458, BRE 22/1199, 22/1200, BRE 22/1207, BRE 22/1558 en 22/4320. De proceskostenvergoeding voor het verschijnen op zitting dient eenmalig te worden vergoedt. De proceskostenvergoeding is al toegewezen in de zaak BRE 21/4458.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 28 oktober 2021, voor zover dat betrekking heeft op het verrichte onderzoek;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde deel in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 31 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (vervallen met ingang 1 mei 2022)
Artikel 1 van de Wob
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Artikel 3, eerste lid, van de Wob
Een ieder kan een verzoek neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen.

Voetnoten

1.ABRvS 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1430.
2.ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899.