ECLI:NL:RBZWB:2023:6125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het UWV had deze aanvraag afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 6,42%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn besluit.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op 23 augustus 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres stelde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door geen hoorzitting te organiseren en dat de medische informatie waarop het UWV zijn besluit baseerde verouderd was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het UWV voldoende medische informatie had verzameld en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze had gemotiveerd.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op 1 maart 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat zij daarom geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de afwijzing van het UWV te herzien. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten van eiseres niet vergoed zouden worden, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5037

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.H. Vader),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.F.C.A.M. Brouwers-Weterings).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 6,42%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 5 oktober 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en een waarnemer voor de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als schoonmaak medewerker voor gemiddeld 21,21 uur per week. Op 3 maart 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 1 maart 2022 minder dan 35%, namelijk 6,42%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 6 september 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 september 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 4 oktober 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij merkt op dat het bestreden besluit is genomen zonder hoorzitting. Er is contact geweest met het UWV waarin eiseres heeft gevraagd om de aanvullende medische rapportage toe te sturen, zodat zij daarop kon reageren en afhankelijk daarvan zou zij laten weten of een hoorzitting gewenst was. Vervolgens bleek het bestreden besluit al genomen te zijn. Op zitting heeft eiseres toegelicht dat zij hier geen gevolgtrekking aan verbindt, maar dat het belangrijk is voor de rechtbank om te weten. Daarnaast stelt eiseres dat de medische informatie waarop het primaire besluit is gebaseerd minstens een jaar ouder is dan de recente aanvullende medische informatie. De verzekeringsarts B&B had daarom een persoonlijk medisch onderzoek moeten uitvoeren, zeker omdat zij meer beperkingen in de FML heeft aangenomen. Daarnaast stelt eiseres dat zij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts B&B zijn aangenomen.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 maart 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 1 maart 2022 minder dan 35%, namelijk 6,42%, arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat er geen spreekuur met de verzekeringsarts B&B heeft plaatsgevonden. Dit had volgens haar wel gemoeten, zeker omdat de recente medische informatie aanleiding heeft gegeven om de FML aan te passen.
10. De rechtbank stelt vast dat uit het medisch rapport van 8 maart 2022 van de arts [1] blijkt dat hij dossierstudie heeft verricht en dat op de datum in geding, 1 maart 2022, een fysiek spreekuur met eiseres heeft plaatsgevonden. Uit het medisch rapport van de verzekeringsarts B&B blijkt dat zij dossierstudie heeft verricht en de nieuwe medische informatie van de reumatoloog van 19 augustus 2022 en van de orthopeed van 22 augustus 2022 bij haar heroverweging heeft betrokken. Zij heeft vervolgens meer beperkingen in de FML aangenomen. Van een spreekuurcontact in bezwaar kan in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts B&B in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie voldoende motiveert dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [2] De rechtbank stelt vast dat eiseres in de primaire fase op de datum in geding door een arts op een spreekuur is gezien en dat de verzekeringsarts B&B gemotiveerd heeft toegelicht waarom er geen spreekuur in bezwaar heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts B&B heeft overwogen dat een spreekuur geen meerwaarde heeft omdat het de voorgeschiedenis, de genoemde klachten, de behandelingen, de gebruikte medicijnen en de bevindingen bij het onderzoek niet wijzigt. Ook de bevindingen van de reumatoloog en de orthopeed veranderen hierdoor niet. De verzekeringsarts B&B licht toe dat deze nieuwe medische informatie juist een overeenkomstig beeld laten zien als beschreven in het rapport van de arts en de klachten en bevindingen bevestigen die de arts heeft weergegeven. Een hernieuwd spreekuur zal dan ook niet leiden tot andere bevindingen en heeft hierdoor geen toegevoegde waarde. De rechtbank kan die toelichting volgen en is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase onzorgvuldig is geweest.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 1 maart 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Eiseres stelt dat zij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts B&B is aangenomen. Omdat zij haar standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 1 maart 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 1 maart 2022 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 93,58% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 6,42% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 1 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 31 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.