ECLI:NL:RBZWB:2023:6099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
10189742 CV EXPL 22-4134 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huur woonwagenstandplaats met betrekking tot hoofdverblijf en bedreigingen door derden

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Casade en een gedaagde partij over de ontbinding van een huurovereenkomst voor een woonwagenstandplaats. De eisende partij, Casade, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de standplaats, omdat de gedaagde partij, die de woonwagenstandplaats huurt, niet zijn hoofdverblijf in de woonwagen heeft. Casade stelde dat de gedaagde in strijd met de huurovereenkomst handelt door de woonwagen niet als hoofdverblijf te gebruiken. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij door bedreigingen en intimidatie van derden niet in staat was om de woonwagen te bewonen, en vorderde in reconventie een verklaring voor recht dat er sprake was van een gebrek in de huur, waardoor hij zijn verplichtingen kon opschorten.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet zijn hoofdverblijf in de woonwagen had, wat in strijd was met de huurovereenkomst. De kantonrechter overwoog dat de bedreigingen en intimidatie door derden geen gebrek in de zin van het huurrecht opleveren, omdat de verhuurder niet verantwoordelijk is voor de gedragingen van derden. De gedaagde had niet voldoende bewijs geleverd voor zijn claims van bedreiging en intimidatie. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van Casade uitviel, omdat er een grote vraag is naar woonwagenstandplaatsen en de gedaagde geen woonbelang had, aangezien hij de woonwagen niet als hoofdverblijf gebruikte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woonwagenstandplaats binnen acht weken, alsook tot betaling van een gebruiksvergoeding en proceskosten. De vorderingen van de gedaagde in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10189742 \ CV EXPL 22-4134
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
STICHTING CASADE,
te Kaatsheuvel (gemeente Loon op Zand),
eisende partij,
hierna te noemen: Casade,
gemachtigde: mr. J.G. van Heertum,
tegen
[gedaagde],
te [plaats ] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. W.H.F.L. Rademakers.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2023 en de daarin vermelde processtukken;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [gedaagde] huurt van Casade met ingang van 16 juli 2021 voor onbepaalde tijd de woonwagenstandplaats aan de [adres] te [plaats ] tegen een huur van laatstelijk
€ 118,75 per maand. Op deze huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden 2014 (hierna: algemene huurvoorwaarden) van Casade van toepassing.
- In de huurovereenkomst is in artikel 2 het volgende opgenomen:
“Het gehuurde heeft de bestemming woonwagenstandplaats en dient als zodanig te worden gebruikt. Huurder is verplicht op de standplaats een (eigen) woonwagen te plaatsen, die in stand te houden en zelf te bewonen (…)”
- In de algemene huurvoorwaarden is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“7.3. Huurder zal het gehuurde in overeenstemming met de bestemming ervan gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt. Huurder is ermee bekend en hij erkent dat elk gebruik dat plaatsvindt in strijd met de bestemming van het gehuurde, ontbinding van de overeenkomst tot gevolg heeft.
7.4.
Indien het gehuurde een woonbestemming heeft, zal huurder het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. (…)”
- Casade heeft in 2020 een procedure gestart, hetgeen heeft geleid tot een vonnis van
18 november 2020 van de kantonrechter te Tilburg waarin de ontbinding van de destijds geldende huurovereenkomst tussen Casade en de toenmalige huurder en de ontruiming van de standplaats is uitgesproken. De standplaats diende zonder woonwagen te worden opgeleverd.
  • Casade heeft de heer [naam 1] de gelegenheid gegeven om zijn woonwagen te verkopen aan een kandidaat huurder van de standplaats.
  • [naam 1] heeft met [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van de woonwagen voor een bedrag van € 59.000,00, onder de ontbindende voorwaarde dat Casade met [gedaagde] de huurovereenkomst zou aangaan.
  • In een ongedateerde brief, die is ondertekend door onder meer de heer [naam 2] en een aantal huurders van een woonwagenstandplaats op het woonwagenkamp aan de [adres] in [plaats ] , is onder meer het volgende vermeld:
  • Bij brief van 24 januari 2022 is namens [gedaagde] aan Casade, samengevat, bericht dat dat hij sinds de aankoop van de woonwagen de woonwagen niet durft te bewonen en dat hij daar niet veilig kan verblijven vanwege ernstige bedreigingen door onder meer een broer van [naam 1] en de heer [naam 3] . Daarnaast heeft de broer van
[naam 1] een woonwagen op het perceel van [gedaagde] geplaatst, waardoor de toegang tot het perceel van [gedaagde] is belemmerd. [gedaagde] heeft Casade verzocht om toestemming te verlenen tot verkoop van de woonwagen aan de heer [naam 4] en dat Casade aan hem een huurovereenkomst zal aanbieden voor de betreffende standplaats.
- Namens Casade is bij brief van 21 februari 2022, samengevat, bericht dat Casade niet
de aangewezen partij is om op te treden. Verder zijn [naam 2] en [naam 3] geen
huurder van een standplaats of anderszins, zodat Casade in huurrechtelijke zin geen
verplichting heeft om op te treden tegen deze personen. Tot slot heeft Casade aangege
ven dat verkoop van de woonwagen aan [naam 4] mogelijk is, maar dat Casade geen
huurovereenkomst met hem zal aangaan, omdat hij niet de eerstvolgende persoon is op
de wachtlijst voor de standplaats. Dit betreft [naam 2] .
- Op 1 april 2022 is namens Casade herhaald wat al op 24 januari 2022 is aangegeven.
Verder is [naam 5] erop gewezen dat hij door het niet bewonen van de woonwagen
tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
- Namens [naam 5] is bij e-mailbericht van 20 mei 2022 aan Casade bericht dat
[naam 1] bereid is om de woonwagen voor € 15.000,00 of een caravan over te
nemen, terwijl er een bod ligt van € 60.000,00.
- Bij e-mailbericht van 3 juni 2022 is namens Casade aangegeven dat [naam 1] alleen
dan voor de huur van de standplaats in aanmerking komt, indien iedereen voor hem op
de wachtlijst uitdrukkelijk schriftelijk afstand doet van de huur van de standplaats.
[naam 2] staat als eerste op de wachtlijst, maar hij is niet verplicht de woonwagen
over te nemen. Hij staat immers kandidaat op de wachtlijst voor de standplaats.
- Per 7 juni 2022 heeft [naam 5] zich uitgeschreven van de standplaats en heeft hij zich
ingeschreven op het adres van zijn ouders.
- De huidige gemachtigde van [naam 5] heeft Casade bij e-mailbericht van 30 augustus
2022 bericht dat Casade tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de
huurovereenkomst omdat [naam 5] de toegang tot het woonwagenkamp door diverse
bewoners wordt ontzegd. Hij heeft Casade gesommeerd te garanderen dat [naam 5] het
gehuurde ongestoord kan gebruiken. Indien Casade niet aan de sommatie voldoet,
wordt de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden door [naam 5] .
- Op 5 september 2022 heeft Casade de stellingen van [naam 5] betwist en heeft zij
aangegeven niet in te gaan op de eis van [naam 5] .

3.Het geschil

In conventie:
3.1
Casade vordert - samengevat - de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen de woonwagenstandplaats aan het [adres] te ( [postcode] ) [plaats ] binnen acht weken te ontruimen, alsmede om hem te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 118,75 per maand aan gebruiksvergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten.
3.2
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Casade, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Casade.
In reconventie:
3.4
[gedaagde] vordert
a. te verklaren voor recht dat sprake is van een gebrek ex artikel 7:204 lid 2 BW doordat Casade [gedaagde] sinds 16 juli 2021 niet het volledige, ongestuurde genot van het gehuurde heeft verschaft;
b. te verklaren voor recht dat [gedaagde] ex artikel 6:262 lid 1 BW gerechtigd is tot opschorting van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst;
c. Casade te veroordelen het gebrek te verhelpen door zodanige (rechts)maatregelen tegen de (overige) bewoners van het woonwagenkamp te [plaats ] aan de [adres] en/of de heer [naam 1] en mevrouw [naam 6] en/of de heer [naam 3] en/of de heer [naam 2] te treffen dat [gedaagde] het volledige, ongestoorde genot van het gehuurde verkrijgt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere keer dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk in dat genot wordt gestoord, met een maximum van € 50.000,00 aan dwangsommen, althans Casade te veroordelen tot vergoeding van de schade die [gedaagde] door dat gebrek heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden, te begroten op in totaal
€ 62.414,27, te vermeerderen met de maandelijkse huur en de energiekosten, laatstgenoemde posten met ingang van februari 2023 tot aan de dag dat het gebrek zal zijn opgeheven of een van de hierna onder d genoemde vorderingen wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf februari 2023 tot aan de dag van de toewijzing;
d. primair de huurovereenkomst tussen partijen gedeeltelijk te wijzigen in die zin dat [gedaagde] niet meer de positie van huurder inneemt en de heer [naam 4] als huurder van het gehuurde wordt aangemerkt, althans [gedaagde] te machtigen om [naam 4] in zijn plaats als huurder van het gehuurde te stellen en subsidiair de huurovereenkomst tussen partijen gedeeltelijk te wijzigen in die zin dat de beweerdelijke verplichting van [gedaagde] om zijn hoofdverblijf op het gehuurde te hebben, althans zijn verplichting om de woonwagen zelf te bewonen, wordt opgeheven en dat het hem wordt toegestaan om het gebruik van de woonwagen en het gebruik van het gehuurde (al dan niet tijdelijk) aan een derde, althans aan de heer [naam 4] af te staan;
e. Casade te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zal hebben voldaan.
3.4
Casade voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] althans deze te ontzeggen, met veroordeling van Casade in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter zal de vorderingen in conventie en in reconventie vanwege hun
samenhang gezamenlijk behandelen.
De verplichting tot het hebben van hoofdverblijf
4.2
Casade stelt dat [gedaagde] verplicht is zijn hoofdverblijf te hebben in de woonwagen die op de gehuurde standplaats is geplaatst. Zij beroept zich op de algemene huurvoorwaarden. [gedaagde] stelt dat de algemene huurvoorwaarden niet ter hand zijn gesteld en vernietigt daarom de algemene huurvoorwaarden. Vaststaat dat [gedaagde] de algemene huurvoorwaarden ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst heeft gelezen en daarbij een fysiek exemplaar van de algemene huurvoorwaarden in handen heeft gehad. Hiermee zijn de algemene huurvoorwaarden naar het oordeel van de kantonrechter ter hand gesteld. Het beroep op vernietiging slaagt daarom niet.
4.3
In artikel 7.4 van de algemene huurvoorwaarden is bepaald dat, indien het gehuurde een woonbestemming heeft, huurder er zijn hoofdverblijf zal hebben. In artikel 2 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde de bestemming woonwagenstandplaats heeft en dat de huurder verplicht is hierop een eigen woonwagen te plaatsen en deze zelf te bewonen. Dit betekent dat het gehuurde bestemd is om te worden gebruikt voor wonen en het dus, anders dan [gedaagde] stelt, wel een woonbestemming heeft. Geconcludeerd moet daarom worden dat [gedaagde] op grond van de algemene huurvoorwaarden, in samenhang met de huurovereenkomst, verplicht is zijn hoofdverblijf te hebben in de op de gehuurde standplaats geplaatste woonwagen. Beide partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf in de woonwagen heeft, zodat hij in zoverre in strijd handelt met de algemene huurvoorwaarden.
Gebrek
4.4
[gedaagde] schort zijn verplichting tot het hebben van hoofdverblijf op. Hij legt daaraan ten grondslag dat Casade niet aan haar verplichting tot het verschaffen van het volledige, ongestoorde genot van het gehuurde heeft voldaan, zodat sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW). [gedaagde] stelt daartoe dat hij is geïntimideerd en hij en zijn familieleden zijn bedreigd door [naam 1] en
[naam 6] (de voormalige bewoners van de woonwagen), [naam 2] (de broer van
[naam 1] ) en [naam 3] en dat door hen vernielingen zijn aangericht. Hierdoor wordt hem de toegang tot het gehuurde ontzegd. Casade wist of behoorde bij het aangaan van de huurovereenkomst te weten dat de genoemde personen zich tegen hem zouden keren. Daarnaast is Casade niet adequaat tegen de bedreigingen, intimidatie en vernielingen opgetreden, aldus [gedaagde] . In reconventie vordert [gedaagde] vanwege het gebrek een verklaring voor recht dat sprake is van een gebrek (onder a), een verklaring voor recht dat hij gerechtigd is tot opschorting (onder b) en Casade te veroordelen het gebrek te verhelpen, althans Casade te veroordelen tot vergoeding van de schade als gevolg van het gebrek (onder c).
4.5
Casade betwist dat zij had moeten weten dat de genoemde personen zich tegen [gedaagde] zouden keren. Ook betwist zij dat sprake is van bedreigingen, intimidatie en vernielingen. Mocht hiervan wel sprake zijn, dan heeft zij geen huurrechtelijke mogelijkheden of verplichting om hiertegen op te treden. Van een gebrek is daarom volgens Casade geen sprake.
4.6
De kantonrechter overweegt dat de door [gedaagde] gestelde stoornis in het huurgenot bestaat uit bedreigingen, intimidatie en vernielingen gepleegd door derden. Een dergelijke feitelijke stoornis in het huurgenot door derden levert in beginsel geen gebrek op, waarvoor een huurder zijn verhuurder kan aanspreken. Dit is anders als de verhuurder tegenover de derden zodanige bevoegdheden heeft om maatregelen te treffen, dat kan worden gezegd dat hij mede tot de stoornis in het huurgenot bijdraagt door niet van die bevoegdheden gebruik te maken. Dit betekent dat niet de stoornis in het huurgenot zelf het gebrek is, maar het niet of onvoldoende actie ondernemen door de verhuurder naar aanleiding van de klachten van de huurder (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:518). De verhuurder dient die maatregelen te nemen die in redelijkheid en afhankelijk van de omstandigheden van het geval van hem verwacht mogen worden (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 29 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015, 3787).
4.7
In deze procedure is vooralsnog niet komen vast te staan dat sprake is geweest van de door [gedaagde] genoemde bedreigingen, intimidatie en vernielingen. [gedaagde] heeft hiervan bewijs aangeboden. De kantonrechter zal [gedaagde] niet toelaten tot het leveren van bewijs, omdat zij van oordeel is dat Casade niet heeft nagelaten om die maatregelen te nemen die in redelijkheid van haar mogen worden verwacht. De kantonrechter zal dit hierna toelichten.
4.8
Anders dan [gedaagde] betoogt mag van Casade niet worden verwacht dat zij de bewoners van het woonwagenkamp, die huurders van haar zijn, aanspreekt. De door [gedaagde] ondervonden feitelijke stoornis in het huurgenot wordt immers niet door hen veroorzaakt. Dit is tussen partijen ook vast komen te staan. Het enkele feit dat zij de hiervoor onder 2.1 genoemde brief hebben ondertekend, is niet een gedraging waarop Casade hen als verhuurder kan aanspreken.
4.9
Met de personen die zich volgens [gedaagde] schuldig maken aan bedreigingen, intimidatie en vernielingen heeft Casade geen huurrelatie. Wel staat vast dat (in ieder geval) twee van deze personen op de wachtlijst staan voor een woonwagenstandplaats op het woonwagenkamp en dat Casade als verhuurder van de woonwagenstandplaatsen invloed kan uitoefenen op de wachtlijst. Naar het oordeel van de kantonrechter mag van Casade niet worden verwacht dat zij in dit geval haar bevoegdheid om invloed uit te oefenen op de wachtlijst gebruikt. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat [gedaagde] de gestelde bedreigingen, intimidatie en vernielingen weliswaar regelmatig bij Casade heeft gemeld, maar dat hij deze niet heeft onderbouwd en daarmee ten opzichte van Casade niet aannemelijk heeft gemaakt. Daardoor heeft Casade onvoldoende aanknopingspunten om maatregelen te nemen tegen de personen op de wachtlijst. Van Casade kan niet worden gevergd dat zij onder deze omstandigheden overgaat tot (dreigen met) een blokkade of verwijdering van de wachtlijst van de personen die zich volgens [gedaagde] schuldig maken aan bedreigingen, intimidatie en vernielingen. Voor zover de gestelde bedreigingen, intimidatie en vernielingen ten opzichte van Casade wel voldoende aannemelijk gemaakt zouden zijn, heeft te gelden dat een blokkade of verwijdering van de wachtlijst een ingrijpend middel is, terwijl het maar de vraag is de personen op wachtlijst zich door (dreiging met) een blokkade of verwijdering van de wachtlijst zullen laten weerhouden van de door [gedaagde] gestelde gedragingen. Ook in dat geval mag daarom van Casade niet worden verwacht dat zij haar bevoegdheid om invloed uit te oefenen op de wachtlijst gebruikt. De kantonrechter zal in het midden laten of Casade wist of behoorde te weten dat de eerdergenoemde personen zich tegen [gedaagde] zouden keren, omdat dit geen rol speelt in de beoordeling.
4.1
Voor het plaatsen van woonwagens of caravans in de nabijheid van het gehuurde geldt dat Casade hiertegen geen maatregelen kan treffen, nu niet zij maar de gemeente eigenaar is van de grond waarop de woonwagens en caravans zijn geplaatst. Bovendien staat als niet weersproken vast dat Casade de gemeente bij herhaling heeft gevraagd om op te treden tegen het illegaal plaatsen van de woonwagens en caravans, maar dat de gemeente hiertoe niet bereid bleek te zijn.
4.11
Gelet op het voorgaande is geen sprake van een gebrek. Het beroep op opschorting slaagt daarom niet en de in reconventie onder a en b gevorderde verklaringen voor recht en de onder c gevorderde veroordeling tot het verhelpen van het gebrek en (subsidiair) vergoeding van schade zullen worden afgewezen.
Wijziging van de huurovereenkomst wegens onvoorziene omstandigheden
4.12
[gedaagde] vordert onder d de huurovereenkomst te wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden. Partijen hebben in de huurovereenkomst niet voorzien in een situatie waarin het huurgenot van [gedaagde] structureel en ernstig door derden wordt belemmerd. Casade kan daarom niet verwachten dat de huurovereenkomst ongewijzigd in stand blijft. Casade betwist dat sprake is van onvoorziene omstandigheden. Ook acht zij de gevorderde wijzigingen te ingrijpend en niet in lijn met artikel 6:258 BW.
4.13
De kantonrechter overweegt dat in het geval van onvoorziene omstandigheden de rechter naar die uitkomst moet zoeken die partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – in de plaats van wat oorspronkelijk is overeengekomen – wel van elkaar mogen verwachten. De onder d primair gevorderde wijziging houdt in dat een andere persoon ( [naam 4] ) partij wordt bij de huurovereenkomst in plaats van [gedaagde] . Deze wijziging lijkt buiten de reikwijdte van artikel 6:258 BW te vallen. Artikel 6:258 BW voorziet immers in het wijzigen van de gevolgen van de overeenkomst of het (gedeeltelijk) ontbinden van de overeenkomst en niet in het wijzigen van één van de partijen bij de overeenkomst. Hoe dan ook is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet van Casade mag verwachten dat zij de huurovereenkomst voor de woonwagenstandplaats aangaat met een partij die hiervoor volgens de wachtlijst niet in aanmerking komt. Ook de subsidiair gevorderde wijziging – inhoudende dat het [gedaagde] wordt toegestaan om het gebruik van het gehuurde aan een derde af te staan – is niet een uitkomst die [gedaagde] van Casade mag verwachten. Casade heeft onweersproken gesteld dat alle huurders op het woonwagenkamp onder dezelfde voorwaarden – waaronder het verbod om de woonwagenstandplaats aan een derde in gebruik te geven – van haar huren. Daarbij komt dat toewijzing van het subsidiair gevorderde feitelijk hetzelfde gevolg zou hebben als het primair gevorderde, namelijk dat de woonwagenstandplaats in gebruik wordt gegeven aan een partij die hiervoor volgens de wachtlijst niet in aanmerking komt. [gedaagde] heeft nog gesteld dat Casade wel wilde meewerken aan onderverhuur aan [naam 2] , maar Casade heeft onweersproken gesteld dat het daarbij ging om het onderverhuren van de
woonwagenaan [naam 2] op het moment dat hij huurder van de woonwagenstandplaats zou zijn geworden.
4.14
Gelet hierop zal ook het in reconventie onder d gevorderde worden afgewezen.
Ontbinding gerechtvaardigd?
4.15
Eerder heeft de kantonrechter overwogen dat [gedaagde] verplicht is zijn hoofdverblijf in de op het gehuurde geplaatste woonwagen te hebben, hij deze verplichting niet nakomt, hem geen beroep toekomt op een opschortingsrecht en de huurovereenkomst niet wordt gewijzigd. Daarmee komt de kantonrechter toe aan een beoordeling van de vraag of de huurovereenkomst wegens het niet voldoen aan de verplichting tot het hebben van hoofdverblijf moet worden ontbonden en de ontruiming moet worden gelast, zoals Casade vordert. [gedaagde] doet een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW en stelt daartoe dat zijn belang bij het voortzetten van de huurovereenkomst veel groter is dan het belang van Casade bij ontbinding. Casade heeft slechts een beperkt belang bij ontbinding, terwijl [gedaagde] de op de standplaats geplaatste woonwagen na een ontbinding van de huurovereenkomst niet kan verkopen en daardoor schade lijdt. De persoon die als eerste op de wachtlijst staat is niet bereid de woonwagen voor een redelijke prijs te kopen en het is niet mogelijk om de woonwagen te verplaatsen, aldus [gedaagde] . Casade stelt zich op het standpunt dat de belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen en benadrukt daarbij dat [gedaagde] niet door haar toedoen in deze situatie is beland.
4.16
De kantonrechter overweegt dat als onweersproken is komen vast te staan dat er veel vraag is naar woonwagenstandplaatsen in Nederland en ook naar woonwagenstandplaatsen op het woonwagenkamp waar het gehuurde zich bevindt. Casade heeft gelet hierop groot belang bij een ontbinding van de huurovereenkomst, zodat de woonwagenstandplaats kan worden verhuurd aan een persoon die deze wel zal gebruiken als hoofdverblijf. Het belang van [gedaagde] bij behoud van de woonwagenstandplaats is niet gelegen in zijn woonbelang - hij gebruikt de op de standplaats geplaatste woonwagen immers niet als hoofdverblijf - maar in het feit dat de woonwagenstandplaats na een ontbinding van de huurovereenkomst zal worden verhuurd aan een persoon die niet bereid is de woonwagen voor een voor hem aanvaardbare prijs te kopen. De kantonrechter acht dit belang minder zwaarwegend dan het belang van Casade bij een ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] zich in een lastige situatie bevindt en dat hij financieel nadeel zal lijden als hij de woonwagen moet verkopen. Casade is hiervoor echter niet verantwoordelijk te houden. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat er geen uitzicht is op een oplossing van de situatie. In deze omstandigheden acht de kantonrechter een ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd. De kantonrechter zal de huurovereenkomst tussen partijen daarom ontbinden en de gevorderde ontruiming toewijzen, met toewijzing van de gevorderde gebruiksvergoeding en wettelijke rente.
4.17
Ook de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zal de kantonrechter toewijzen. Voor de belangenafweging verwijst de kantonrechter naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, waarbij met name van belang is dat [gedaagde] de op de woonwagenstandplaats geplaatste woonwagen niet als hoofdverblijf gebruikt en dus geen woonbelang heeft. Als na tenuitvoerlegging van het vonnis in hoger beroep tot een ander oordeel wordt gekomen, dan kan eventueel een financiële compensatie volgen.
4.18
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Casade in conventie als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 398,00 (2 punten x € 199,00)
- nakosten €
99,50
Totaal: € 752,93
In reconventie worden de proceskosten vastgesteld op in totaal € 926,00 (€ 794,00 (2 x half punt x € 794,00) aan salaris gemachtigde en € 132,00 aan nakosten).

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie:
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woonwagenstandplaats aan het [adres] te ( [postcode] ) [plaats ] ;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen acht weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Casade te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Casade te betalen een bedrag van € 118,75 per maand aan gebruiksvergoeding gedurende de periode vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag van feitelijke ontruiming van het gehuurde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Casade tot dit vonnis vastgesteld op € 752,93, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Casade tot dit vonnis vastgesteld op € 926,00. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen. [gedaagde] is wettelijke rente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In conventie en in reconventie:
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.