ECLI:NL:RBZWB:2023:6015
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 oktober 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats 1], vastgesteld op € 414.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker van Maatschap WOZ Juristen, betwistte deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 375.000 zou moeten zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende heeft afgewezen en de WOZ-beschikking en de aanslag OZB heeft gehandhaafd. Tijdens de zitting op 3 augustus 2023 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de rechtbank concludeerde dat hij op de juiste wijze was opgeroepen. De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld aan de hand van de argumenten van de belanghebbende en de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De taxateur heeft de woning getaxeerd door middel van vergelijking met verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de door de belanghebbende genoemde waardeverminderende omstandigheden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van de proceskosten.