ECLI:NL:RBZWB:2023:5906

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische situatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Wajong-aanvraag beoordeeld. Eiseres had op 19 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), welke door het UWV op 13 april 2021 werd afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 20 januari 2022. De rechtbank behandelt het beroep op 11 juli 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank concludeert dat eiseres, ondanks haar psychische klachten, niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het UWV stelt dat eiseres momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar dat dit kan ontwikkelen met de juiste begeleiding. Eiseres betwist dit en stelt dat haar klachten haar belemmeren in het functioneren. De rechtbank wijst op de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. De rechtbank benadrukt dat er geen twijfel bestaat over de mogelijkheid van eiseres om in de toekomst arbeidsvermogen te ontwikkelen, mits zij de juiste behandeling en begeleiding ontvangt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres de mogelijkheid heeft om in de toekomst een nieuwe aanvraag in te dienen als er meer duidelijkheid is over haar arbeidsparticipatie na behandeling. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en haar verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/577 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

gemachtigde: mr. L.L. Ross,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van 19 februari 2021 van eiseres om haar een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 13 april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

1.
Feiten
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1996 en is bekend met een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, sociale angststoornis, genderdysforie, disharmonisch intelligentieprofiel en een dysthyme stoornis. Zij heeft in februari 2021 een (laattijdige) aanvraag ingediend. Daarbij was gevoegd medische informatie van haar behandelaars.
Met het primaire besluit heeft het UWV de aanvraag van eiseres afgewezen op de grond dat zij nu geen arbeidsvermogen heeft maar dat dat nog niet als duurzaam kan worden aangemerkt.
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.
Standpunt UWV
Het UWV stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat eiseres nu niet over arbeidsvermogen beschikt maar dit wel kan ontwikkelen. Bij eiseres ontbreken basale werknemersvaardigheden, maar niet uitgesloten is dat zij deze met de juiste deskundige begeleiding en ondersteuning (verder) kan ontwikkelen. Er is geen sprake van een progressief ziektebeeld. Er is ook geen sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en/of van een aandoening die zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. Eiseres beschikt bovendien over een zeer goed denkniveau. Verder is er volgens het UWV geen reden om aan te nemen dat eiseres, indien zij over basale werknemersvaardigheden beschikt, geen taak zou kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Zij kookt immers zelfstandig en verricht zelfstandig overige huishoudelijke taken, zoals afwassen en stofzuigen.
4. Standpunt eiseres
Eiseres stelt dat zij belemmeringen ondervindt ten aanzien van stress, druk, veranderingen en conflicten. Zij vindt het moeilijk om sociale contacten aan te gaan en buitenshuis sociale activiteiten te ondernemen. Ook heeft zij veel moeite om hulp in te schakelen en afspraken na te komen. Eiseres heeft al haar hele jeugd medische klachten. De behandelingen hebben weinig tot geen effect gehad en eiseres heeft nu symptoombehandeling. Eiseres heeft vrijwilligerswerk geprobeerd maar dat had geen enkel positief effect op haar klachten. De situatie van eiseres is verslechterd en zij is nog meer geïsoleerd geraakt dan voorheen. Eiseres bestrijdt dat zij arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Uit de behandelgeschiedenis blijkt dat geen enkele behandeling helpt. Het UWV geeft niet concreet aan van welke behandeling verbetering is te verwachten. De klachten van eiseres belemmeren haar en behandeling om die klachten te verbeteren vergt dat eiseres haar afspraken nakomt, hetgeen niet lukt. Daardoor krijgt zij nog meer klachten. Behandeling werkt volgens eiseres dus averechts. Eiseres wijst erop dat het voorbeeld van het UWV, namelijk dat zij in staat was naar Thailand te reizen, niet vergelijkbaar is met het nakomen van (simpele) werkafspraken. Voor haar operatie had zij geen andere keus en bij deze stap heeft zij veel hulp en intrinsieke motivatie gebruikt. Het ontbreken van arbeidsvermogen is volgens eiseres wel degelijk duurzaam.
5.
Beoordeling van de rechtbank
5.1.
De rechtbank stelt vast dat de datum in geding [geboortedag] 2014 is (18e verjaardag) dan wel de dag na afloop van de studie (in 2015). Omdat de aanvraag na 1 januari 2015 is ingediend is de Wajong zoals die geldt na 1 januari 2015 van toepassing.
Omdat sprake is van een laattijdige aanvraag moet het UWV ook onderzoeken of eiseres binnen vijf jaar na de 18e verjaardag dan wel na afloop van haar studie alsnog jonggehandicapte is geworden. De rechtbank wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:578. Bij een laattijdige aanvraag ligt het bewijsrisico bij de aanvrager.
5.2.
Aan het in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van verzekeringsarts Verwijst, een rapportage van arbeidsdeskundige [deskundige 1], een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [verzekeringsarts] en een rapportage van arbeidsdeskundige [deskundige 2] ten grondslag gelegd.
Het onderzoek van de verzekeringsarts is gebaseerd op dossieronderzoek, waaronder informatie van de behandelend sector, anamnese en eigen onderzoek op 29 maart 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft dossieronderzoek verricht en heeft rekening gehouden met hetgeen op de hoorzitting van 9 december 2021 naar voren is gebracht en de verstrekte medische informatie. Haar conclusie is dat er mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid en tot verdere ontwikkeling zijn. De verzekeringsarts b&b geeft daarbij aan dat er geen sprake van een progressief ziektebeeld en evenmin van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en/of van een aandoening die zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
De arbeidsdeskundige b&b is vervolgens tot de conclusie gekomen dat eiseres nu geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie omdat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, maar dat zij deze nog wel kan ontwikkelen en dan in staat is om een drempelfunctie uit te voeren waarmee zij het wettelijk minimumloon kan verdienen.
5.3.
. Overwegingen
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. Een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. Basale werknemersvaardigheden heeft;
3. Ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en
4. Ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Er is slechts arbeidsvermogen als aan alle genoemde vereisten is voldaan. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas als de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
5.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan het standpunt van het UWV dat eiseres, indien rekening wordt gehouden met haar beperkingen, in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Tijdens het spreekuurcontact met de verzekeringsarts werd gesproken met eiseres en haar begeleidster. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres niet zou kunnen voldoen aan deze voorwaarden.
Niet in geschil is dat eiseres niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en daardoor niet in staat is een taak binnen een arbeidsorganisatie uit te voeren.
5.5.
Eiseres voert aan dat haar arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt.
In Bijlage 1 van het Compendium is het volgende stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen:
Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.
Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft.
Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
5.6.
Het gaat bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB: 2018:1018) voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en/of de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
5.7.
Bij de vraag naar basale werknemersvaardigheden is relevant of eiseres in staat is instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en in staat is afspraken met een werkgever na te komen. In het geval van eiseres gaat het met name om het kunnen nakomen van afspraken met een werkgever. Volgens de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b samen (stap 3 van het stappenplan) kan eiseres dit nog ontwikkelen. Het UWV vindt eiseres dan geschikt voor diverse voorbeeldtaken.
In de beroepsfase stelt eiseres onder meer dat uit de behandelgeschiedenis blijkt dat geen enkele behandeling helpt. De klachten van eiseres belemmeren haar en behandeling om die klachten te verbeteren vergt dat eiseres haar afspraken nakomt, wat juist niet lukt. Daardoor krijgt zij nog meer klachten. Behandeling werkt volgens eiseres dus averechts. Ook heeft het UWV verzuimd om te concretiseren welke resultaten te verwachten zijn van een behandeling. Eiseres stelt dat het ontbreken van basale werknemersvaardigheden duurzaam is.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b het standpunt dat het ontbreken van basale werknemersvaardigheden niet duurzaam is voldoende onderbouwd.
Uit de medische informatie van behandelend [GZ-psycholoog] (van 2 februari 2018 en 29 januari 2019) blijkt dat eiseres gezien de aard en ernst van haar problematiek een meer intensieve behandeling dagklinisch of klinisch nodig heeft. Hieruit volgt al dat dat behandelaar een positief effect verwacht van zo’n intensieve behandeling. Die intensieve zorg kan volgens de behandelaar worden geboden door de hoog specialistische GGZ-instelling de [Centrum]. Reden voor de verwijzing naar de [Centrum] was dat eiseres bij de lopende behandeling en begeleiding weerstand bood en ontwijkend gedrag vertoonde. Met de intensievere behandeling bij de [Centrum] is de verwachting dat zij beter in staat zal zijn een verandering door te maken. [GZ-psycholoog] heeft aangegeven dat de door de [Centrum] geboden therapie (inclusief opname) voor eiseres geschikt is. [GZ-psycholoog] was als behandelaar op de hoogte van de problemen die eiseres ondervond bij het nakomen van afspraken en heeft deze problemen niet als beletsel gezien voor eiseres om de voorgestelde therapie met bijbehorende afspraken en opdrachten te volgen. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eiseres (medisch) niet in staat is de door de [Centrum] geboden behandeling te starten en af te ronden en dat deze een positief effect zal hebben op de problematiek van eiseres, onder meer ten aanzien van het in staat zijn om afspraken na te komen. Er is geen twijfel dat eiseres na het ontwikkelen van arbeidsvermogen een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Eiseres beschikt over een zeer goed denkniveau, wat gunstig is voor de ontwikkeling en toename van bekwaamheden. De rechtbank overweegt dat ook nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de mogelijkheid van het bestaan van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS).
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat er ten tijde van de beoordeling geen twijfel over bestond dat eiseres met behandeling en begeleiding door de [Centrum] een verandering kan doormaken en basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen. Het is niet uitgesloten dat zij op termijn over arbeidsvermogen kan beschikken.
5.8.
Omdat sprake is van een laattijdige aanvraag in 2021 heeft het UWV met de beoordeling ook de periode van 5 jaar na 18e verjaardag beoordeeld.
Uit het voorgaande volgt dat het UWV eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een Wajong-uitkering.
5.9.
De rechtbank wijst eiseres op de mogelijkheid een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering in te dienen als er na de gevolgde behandeling en het nader onderzoek naar ASS meer duidelijkheid bestaat over haar vermogen tot arbeidsparticipatie.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Het verzoek van eiseres om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wajong

Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Op grond van het tweede lid wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Op grond van het derde lid wordt de ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
Het UWV heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wajong per 1 januari 2015 de methode Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld. Het Compendium dient te worden aangemerkt als een vaste gedragslijn.